Waarom ben ik bang om te worden overtroffen?
In juni 2019 aanvaardde ik Gods nieuwe werk. Daarna begon ik nieuwelingen te bewateren. Sommige nieuwelingen waren heel dankbaar voor mijn hulp, dus ik was erg trots en vond dat ik geknipt was voor deze taak. Later nam ik een nieuweling onder mijn hoede, en in het begin bewaterde ik haar ijverig, maar toen kwam ik erachter dat ze de dingen goed begreep en snel vooruitgang boekte. Bij elke bijeenkomst waren alle inzichten die ze deelde goed. Ik kreeg het gevoel dat ze me al snel zou overtreffen, en als dat gebeurde, zou de leider haar vragen om iedereen te bewateren en was ik niet meer nodig. Met dat in mijn achterhoofd wilde ik haar niet op de juiste manier bewateren, dus besprak ik alleen nog wat externe zaken met haar. Op een keer vroeg de leider me naar deze nieuwkomer. Hij zei: “We hebben nu bewateraars nodig. Is zij geschikt om te cultiveren?” Ik wilde haar helemaal niet cultiveren, want ze begreep alles heel goed. Ik vreesde dat ze in de toekomst leider zou worden en boven mij zou komen te staan. Dus ik zei tegen de leider: “Ik heb geen onderscheidingsvermogen. Misschien kun je het ergens anders vragen.” Toen ik hoorde dat de leider met haar was gaan praten, was ik erg jaloers en bang. Ik dacht ook vaak: misschien wordt zij gecultiveerd en gepromoveerd of gaat ze mij vervangen. Later werd de kerk opgesplitst en ging zij naar de andere kerk. Een paar maanden later hoorde ik dat ze kerkleider was geworden. Ik vond het schokkend hoe snel ze was opgeklommen! Ik feliciteerde haar en zei dat ik blij voor haar was. Maar vanbinnen was ik jaloers op haar. Waarom was zij zo snel leider geworden, terwijl ik nog bij de bewateringsploeg zat? Ik was heel ontevreden en begon er hard aan te werken om nieuwkomers te bewateren, want ik wilde de leider laten zien dat ik ook best kerkleider kon worden.
Later werd ik ook tot kerkleider gekozen. Maar ik werd nog steeds jaloers als ik zag dat iemand beter was dan ik. Op een keer, besprak ik met de leiders en decanen hoe ik nieuwelingen moest steunen en helpen. De evangeliedecaan vertelde haar ideeën. De hoogste leider zei dat ze goede suggesties deed, en dat vonden de groepsleiders ook. Wij probeerden de nieuwelingen te bewateren aan de hand van de suggesties van de evangeliedecaan. Dat hielp echt. De nieuwelingen kwamen naar de bijeenkomsten en namen taken op zich. De evangeliedecaan preekte het evangelie ook heel effectief. Dat maakte me een beetje jaloers. Ik dacht: de evangeliedecaan preekt beter dan ik. Ik moet beter worden en meer leren. Achteraf vroeg ik de evangeliedecaan hoeveel jaar ze al haar taak deed. Ze zei: “Zes maanden.” Daar keek ik van op. Nog maar zes maanden? Ik schaamde me, omdat ik het werk van Almachtige God twee jaar geleden had aanvaard. Het langst geleden van alle leden van de groep. Maar ik leek wel een beginneling zonder ideeën. Daarna vergeleek ik me altijd met haar. Toen ik zag dat ze goed in haar werk was en een goede aanpak had om daarop door te gaan, benijdde ik haar nog meer. Ik dacht: als zij altijd goede ideeën heeft als ze over het werk praat, zal de hoogste leider gaan zien dat haar kaliber goed is en wordt ze opgeleid tot leider. Betekent dat dan niet dat ze mijn plaats inneemt? Op een keer, kwam de evangeliedecaan niet naar een bijeenkomst omdat ze het te druk had. Achteraf vroeg ze mij wat we bij de bijeenkomst hadden geleerd. Ik had geen zin om haar dat te vertellen en zei dat ik het vergeten was. Later merkte ik dat de hoogste leider vaak met haar communiceerde maar zelden met mij. Daar werd ik kwaad om. Ik dacht: als jij niet met mij praat, doe ik mijn taak niet. Ik wilde toen heel graag een andere taak waarbij mensen tegen me opkeken. Ik dacht dat als ik het evangelie effectief kon preken, de broeders en zusters me zouden bewonderen. Dus ik begon het evangelie te preken en schoof het bewateren van nieuwelingen opzij. De hoogste leider zond me een geheugensteuntje om snel de problemen van nieuwelingen te kunnen oplossen. Ik antwoordde: “Ja hoor, ik ga ze gauw opzoeken.” Maar ik wilde alleen het evangelie preken en zocht hen niet op. In die tijd, werden de problemen van nieuwelingen niet snel opgelost, en de bijeenkomsten werden onregelmatiger. Algauw vroeg de hoogste leider me in een bericht waarom de nieuwelingen niet kwamen en of ik problemen had. En ik vertelde de leider over mijn gesteldheid. De leider zei tegen me: “Jij bent de leider, jij bent verantwoordelijk voor al het werk in de kerk, met name het bewateren van nieuwelingen, wat heel belangrijk is. Je mag niet achteloos en slordig met dingen omgaan.” Toen ik de leider dat had horen zeggen, moest ik huilen. Ik vond haar woorden hardvochtig. Ze zag niet wat ik mijn best deed om het evangelie te preken.
Later begon ik na te denken over mijn houding tegenover mijn plichten. Ik maakte me al zo lang zorgen over dat nieuwelingen beter waren dan ik, en ik wilde niet dat ze mij zouden overtreffen. Om mijn positie te handhaven en het respect van mijn broeders en zusters te verwerven, bewaterde ik hen niet goed, en voor nieuwelingen met een goed kaliber deed ik niets om hen aan te moedigen hun plicht te doen. Ik vervulde totaal niet mijn verantwoordelijkheden. Ik dacht aan Gods woorden: “Er zijn mensen die altijd bang zijn dat anderen beter en hoger zijn dan zijzelf, dat anderen gewaardeerd zullen worden en zij veronachtzaamd. Hierdoor vallen ze anderen aan en sluiten hen buiten. Is dit niet een geval van jaloezie jegens anderen die bekwamer zijn dan zijzelf? Is dergelijk gedrag niet zelfzuchtig en verachtelijk? Wat voor een gezindheid is dit? Het is kwaadaardig! Mensen die alleen maar aan hun eigenbelang denken, alleen aan hun eigen verlangens voldoen, geen rekening houden met anderen of met de belangen van Gods huis, hebben een slechte gezindheid en God voelt voor hen geen liefde” (Het Woord, Vol. 3, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Vrijheid en bevrijding kunnen alleen worden verkregen door je verdorven gezindheid af te werpen). “Jullie zijn allemaal fulltime bezig met het uitvoeren van jullie plicht. Jullie zijn niet beperkt of gebonden door gezin, huwelijk of rijkdom. Jullie zijn daar al uit gekomen. Maar de noties, inbeeldingen, kennis en persoonlijke voornemens en verlangens die jullie hoofd vullen, hebben nog dezelfde vorm als in het begin. Dus overal waarbij er reputatie of status in het spel is of waarbij ze bekendheid kunnen krijgen – wanneer mensen bijvoorbeeld horen dat het huis van God verschillende soorten talent wil kweken – klopt ieders hart verwachtingsvol en wil ieder van jullie altijd zijn naam vestigen en erkend worden. Iedereen is bereid te vechten voor status en reputatie; ze schamen zich ervoor, maar ze voelen zich slecht als ze dat niet doen. Dan voelen ze jaloezie en haat wanneer ze iemand de show zien stelen, worden wrokkig en vinden het oneerlijk en denken: waarom kan ik de show niet stelen? Waarom komt anderen altijd de roem toe? Waarom is het nooit mijn beurt? En daarna voelen ze zich verontwaardigd. Ze proberen het te onderdrukken, maar dat lukt niet. Ze bidden tot God en dan voelen ze zich even beter. Maar wanneer ze weer op zo’n situatie stuiten, komen ze er nog altijd niet overheen. Getuigt dat niet van een onvolwassen gestalte? Wanneer mensen in dergelijke gesteldheden worden gestort, zijn ze dan niet in de val van Satan getrapt? Dit zijn de ketenen van Satans verdorven natuur die de mensen binden” (Het Woord, Vol. 3, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Vrijheid en bevrijding kunnen alleen worden verkregen door je verdorven gezindheid af te werpen). Gods woord onthulde exact mijn gesteldheid. Ik haatte het als anderen beter waren dan ik of me voorbij streefden. Als ik nieuwelingen zag die alles goed begrepen en een goed kaliber hadden, was ik bang dat ze me voorbij streefden en mijn plaats innamen. Dan wilde ik hen niet goed bewateren en wilde ik niet dat de leider hen zou cultiveren. Met name als ik met de evangeliedecaan werkte, en zag dat haar preken effectief waren en dat ze altijd goede suggesties deed, en dat de hoogste leider altijd met haar het werk besprak, was ik jaloers op haar en vergeleek ik mezelf met haar, en wilde ik zorgen dat de hoogste leider mij opmerkte dankzij het preken van het evangelie. Ik kon alleen maar aan mijn eigen status en de hoogachting van anderen denken. Ik vervulde mijn verantwoordelijkheid tegenover anderen totaal niet. Ik voelde veel schaamte. Het was Gods bestemming voor mij om deze nieuwelingen te bewateren zodat ze op de juiste manier fundamenten konden leggen. En toch hield ik geen rekening met Gods wil maar alleen met mijn reputatie en status. Ik bewaterde en steunde nieuwelingen niet, waardoor ze niet trouw bijeenkomsten bezochten. Ik deed kwaad! Ik ging nadenken over de doelen die ik had in mijn plicht. Deed ik dat in Gods belang of in mijn eigen belang? Als ik God tevreden wilde stellen en rekening hield met de belangen van de kerk, moest ik meer mensen willen trainen om hun plicht te doen. Maar dat deed ik niet. Ik was jaloers op talent en onderdrukte het, in de hoop dat de leider die mensen niet zou opmerken. Ik zag dat ik alleen voor mijn eigen positie en belangen mijn plicht vervulde. Ik was heel zelfzuchtig.
Toen een zuster over mijn gesteldheid had gehoord, stuurde ze mij een passage uit Gods woord. “Sommige mensen geloven in God, maar streven de waarheid niet na. Ze leven altijd naar het vlees, klampen zich altijd vast aan de genoegens van het vlees, bevredigen altijd hun eigen zelfzuchtige verlangens. Hoeveel jaar zulke mensen ook in God geloven, de werkelijkheid van de waarheid zullen ze nooit binnengaan. Dit is het teken van het te schande hebben gemaakt van God. Je zegt: ‘Ik heb niets gedaan waarmee ik me tegen God heb verzet; hoe heb ik God dan te schande gemaakt?’ Al je ideeën en gedachten zijn kwaadaardig. Met de bedoelingen, oogmerken en beweegredenen achter je handelingen, en met de gevolgen van wat je doet, stel je Satan op elke mogelijke manier tevreden, ben je het mikpunt van zijn spot en laat je toe dat hij belastend materiaal over je in handen krijgt. Je hebt niets van het getuigenis afgelegd dat een christen hoort af te leggen. Je bent iemand die aan Satan toebehoort. Je onteert Gods naam in alle dingen en bezit geen waar getuigenis. Zal God de dingen die je hebt gedaan onthouden? Welke conclusie zal God uiteindelijk trekken over je handelingen en de plicht die je hebt vervuld? Moet dat niet ergens toe leiden, een vorm van verklaring? In de Bijbel zegt de Heer Jezus: ‘Velen zullen op die dag tot mij zeggen: “Heer, Heer, hebben we niet in uw naam geprofeteerd? En in uw naam duivelen uitgeworpen? En in uw naam vele wonderlijke werken gedaan?” En dan zal ik hun verklaren: “Ik heb u nooit gekend. Ga weg van mij, u die zonde begaat”’ (Matteüs 7:22-23). Waarom zei de Heer Jezus dit? Waarom werden zovelen die predikten, demonen uitdreven en in de naam van de Heer vele wonderen verrichtten, boosdoeners? Dat kwam omdat ze de waarheid die Heer Jezus verkondigde, niet aanvaardden, zich niet hielden aan de geboden van de Heer Jezus en geen liefde voor de waarheid in hun hart hadden. Ze wilden alleen hun werk, hun lijden en hun offers voor de Heer inruilen voor de zegeningen van het hemelse koninkrijk. Dit is handeldrijven met God. Het is God gebruiken en misleiden, en daarom verafschuwde, haatte en veroordeelde de Heer Jezus hen als boosdoeners. Tegenwoordig aanvaarden de mensen het oordeel en de tuchtiging van Gods woorden, maar sommigen streven nog steeds reputatie en status na, willen altijd opvallen, willen altijd leiders en werkers zijn en reputatie en status verwerven. Hoewel ze allemaal zeggen dat ze in God geloven en God volgen, en dat ze alles voor Hem opgeven en zich volledig inzetten voor God, vervullen ze hun plichten alleen maar om roem en status te verwerven en jagen ze altijd hun eigen plannen en belangen na. Ze zijn niet gehoorzaam of trouw aan God, handelen eigenzinnig zonder ook maar even over zichzelf na te denken. Op die manier zijn ze boosdoeners geworden. God haat zulke boosdoeners en redt hen niet” (Het Woord, Vol. 3, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Vrijheid en bevrijding kunnen alleen worden verkregen door je verdorven gezindheid af te werpen). Ik was geroerd na het lezen van deze passage uit Gods woord. Degenen die kwaad doen en over wie God spreekt zijn geen ongelovigen maar mensen die in God geloven. Zij volgen God en putten zich uit voor God, preken het evangelie, werken op allerlei plaatsen en hebben het zwaar. Maar ze verrichten hun plichten in het belang van hun eigen prestige en status, opdat anderen tegen hen opkijken en zij beloningen krijgen. Zij kunnen niet loyaal aan God zijn, niet de waarheid praktiseren en God gehoorzamen, dus zei de Heer Jezus: “Ga weg van mij, u die zonde begaat” (Matteüs 7:23). Ik geloofde al twee jaar in God, had mijn studie opgegeven om mijn plicht te doen in de kerk, ik leed en betaalde de prijs, maar ik was er niet op uit om God tevreden te stellen. Ik wilde de beste van de kerk zijn, zodat mijn broeders en zusters en de leider me zouden waarderen. Daarom deed ik zo mijn best om zichtbaar te zijn. Maar ik bevredigde uitsluitend mijn eigen wensen, en leefde volgens mijn verdorven satanische gezindheid. Mijn daden waren niet goed maar slecht. Ik deed mijn plicht met de verkeerde intentie, waar God alleen verachting voor kon hebben. En als ik zo doorging, kon ik alleen maar worden gestraft. God keurt dat soort geloof immers af. God zou zeggen: “Ga weg van Mij, Ik ken jou niet!” Toen ik dit onder ogen zag, werd ik bang. Ik wilde berouw hebben en niet meer jaloers zijn op broeders en zusters. Daarom bad ik tot God om om Zijn leiding te vragen.
Later vond ik de moed om openhartig met de hoogste leider te praten over mijn verdorvenheid. In plaats van me te beschuldigen sprak zij over haar eigen ervaringen. En ze stuurde me een passage uit Gods woorden. “Een kerkleider zijn betekent niet alleen dat men leert de waarheid te gebruiken om problemen op te lossen, maar ook dat men leert om talentvolle mensen te ontdekken en te cultiveren, die je beslist niet moet benijden of verdrukken. Als je op die manier praktiseert, is dat heilzaam voor de kerk. Als je een paar mensen die de waarheid nastreven voor je in kunt nemen om met je samen te werken bij al het werk dat je doet, en jullie uiteindelijk allemaal een op ervaring gebaseerd getuigenis hebben, zul je een competente leider zijn. Als je het vermogen verwerft om in alle dingen te handelen volgens de principes, doe je je loyaliteit recht. […] Als je echt in staat bent met Gods wil rekening te houden, dan kun je anderen eerlijk bejegenen. Als je een goed iemand aanbeveelt en die training laat ondergaan en je een taak laat verrichten, waardoor er een getalenteerde persoon aan Gods huis wordt toegevoegd, zal je werk dan niet eenvoudiger zijn? Ben je dan niet loyaal geweest in het vervullen van je plicht? Dit is een goede daad tegenover God; het is het minimum aan geweten en verstand waarover iemand die een leider is, hoort te beschikken. Degenen die in staat zijn de waarheid in de praktijk te brengen, kunnen Gods inspectie aanvaarden wanneer ze met dingen bezig zijn. Wanneer je Gods inspectie aanvaardt, wordt je hart rechtgezet. Als je steeds uitsluitend dingen doet opdat ze door anderen worden gezien, steeds lof en bewondering van anderen wilt krijgen, maar je Gods inspectie niet aanvaardt, is God dan nog wel in je hart? Zulke mensen hebben geen eerbied voor God. Doe dingen niet altijd voor jezelf en denk niet voortdurend aan je eigen belangen; denk niet aan de belangen van de mens, houd niet je eigen trots, reputatie of status voor ogen. Je moet allereerst rekening houden met de belangen van Gods huis en die tot je eerste prioriteit maken. Je moet rekening houden met Gods wil en allereerst nagaan of je wel of niet onzuiver bent geweest bij het vervullen van je plicht, of je trouw bent geweest, of je je verantwoordelijkheden hebt vervuld, of je jezelf geheel hebt gegeven, en of je wel of niet met heel je hart aandacht hebt geschonken aan je plicht en het werk van de kerk. Die dingen moet je overwegen. Denk er vaak aan en zoek er duidelijkheid over, dan zal het je makkelijker vallen om je plicht goed te vervullen. Als je van laag kaliber bent, als je ervaring oppervlakkig is, of als je niet bedreven bent in je professionele werk, dan is het mogelijk dat er in je werk fouten of tekortkomingen voorkomen en de resultaten niet zo heel goed zijn – maar dan zul je je uiterste best gedaan hebben. Bij alles wat je doet, moet je niet je eigen zelfzuchtige verlangens of voorkeuren bevredigen. Houd in plaats daarvan voortdurend het werk van de kerk en de belangen van Gods huis in gedachten. Hoewel je je plicht mogelijk niet goed vervult, is je hart verbeterd. Als je bovendien de waarheid kunt zoeken om de problemen in je plicht op te lossen, zal je plicht goed genoeg zijn en zul je de werkelijkheid van de waarheid kunnen binnengaan. Dit is het afleggen van getuigenis” (Het Woord, Vol. 3, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Vrijheid en bevrijding kunnen alleen worden verkregen door je verdorven gezindheid af te werpen). In Gods woord staan duidelijk de principes van aanpak. Het belangrijkst is om in de eerste plaats aan de belangen van de kerk te denken en het werk van de kerk op de eerste plaats te stellen. Als je de juiste houding hebt, is het makkelijker om je plicht goed te doen. Ik besefte ook dat wij in God geloven en God volgen, en niet zomaar een persoon. Dus moeten wij bij alles Gods wil in aanmerking nemen, en niet wat anderen denken. Als ik God tevreden wilde stemmen en een goede leider wilde zijn, moest ik status en belangen opgeven en nieuwelingen zoeken die het waard waren om te cultiveren, zodat ze hun plicht konden vervullen en goede daden konden gaan doen. Alleen zo vervulde ik mijn plicht. God is billijk tegenover iedereen. God kijkt niet naar kaliber of status. Hij kijkt of we de waarheid kunnen praktiseren. Als ik mijn plicht deed volgens Gods eisen en de principes van de waarheid, en er altijd over nadacht hoe ik mijn werk moest doen zodat het het kerkwerk ten goede kwam, dan zou God me ondanks mijn povere kaliber leiden om mijn plicht juist te doen. Toen ik Gods wil begreep, bad ik tot God om berouw te tonen. Ik zei dat ik het vlees wilde verzaken en mijn plicht wilde doen om God tevreden te stemmen.
Later, toen we steeds meer nieuwelingen verwelkomden, vroeg de leider me om meer bewateringsmensen te trainen. Weer maakte ik me zorgen dat de nieuwelingen die ik cultiveerde mijn plaats zouden innemen, waarna de leider mij niet meer zou cultiveren. Toen ik zo dacht, besefte ik dat ik me niet meer druk moest maken om mijn imago en status, en dat ik aan de belangen van de kerk moest denken. Ik bad tot God en herinnerde me Gods woorden: “Een kerkleider zijn betekent niet alleen dat men leert de waarheid te gebruiken om problemen op te lossen, maar ook dat men leert om talentvolle mensen te ontdekken en te cultiveren, die je beslist niet moet benijden of verdrukken. Als je op die manier praktiseert, is dat heilzaam voor de kerk. Als je een paar mensen die de waarheid nastreven voor je in kunt nemen om met je samen te werken bij al het werk dat je doet, en jullie uiteindelijk allemaal een op ervaring gebaseerd getuigenis hebben, zul je een competente leider zijn. Als je het vermogen verwerft om in alle dingen te handelen volgens de principes, doe je je loyaliteit recht” (Het Woord, Vol. 3, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Vrijheid en bevrijding kunnen alleen worden verkregen door je verdorven gezindheid af te werpen). Als kerkleider is het mijn plicht om nieuwelingen te trainen om hun taken uit te voeren. Bovendien is het vervullen van onze plicht iets wat iedere gelovige in God moet doen. Als er te weinig mensen samenwerken, is het net een auto zonder banden. Dan wordt het werk van de kerk vertraagd. Als ik geen mensen trained, terwijl zoveel mensen nu Gods werk aanvaardden, konden ze niet op tijd bewaterd worden. en zou hun binnengaan in het leven eronder lijden, en ook het werk van de kerk zou eronder lijden. Daarna koos ik vier nieuwelingen die alles goed begrepen, trainde hen om groepsleider te worden en liet hen om de beurt bijeenkomsten leiden. Ik hielp hen ook om andere nieuwelingen te bewateren. Door met hen samen te werken had ik meer tijd om me op het toezicht te focussen, en de effectiviteit van ons werk werd gaandeweg beter. Ik was blij om te zien dat de nieuwelingen vooruitgang boekten en hun taken deden. Ik voelde me op mijn gemak en kreeg wat meer inzicht in Gods woorden. Gods woorden zeggen: “Als je een goed iemand aanbeveelt en die training laat ondergaan en je een taak laat verrichten, waardoor er een getalenteerde persoon aan Gods huis wordt toegevoegd, zal je werk dan niet eenvoudiger zijn? Ben je dan niet loyaal geweest in het vervullen van je plicht? Dit is een goede daad tegenover God; het is het minimum aan geweten en verstand waarover iemand die een leider is, hoort te beschikken” (Het Woord, Vol. 3, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Vrijheid en bevrijding kunnen alleen worden verkregen door je verdorven gezindheid af te werpen). Dat ik dit inzicht heb en dat ik enige toegang tot mijn plicht heb, is volledig te danken aan Gods woord.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.