Leven voor God

29 januari 2021

Door Yongsui, Zuid-Korea

Almachtige God zegt: “Om de realiteit binnen te kunnen gaan, moet je alles naar het echte leven richten. Als mensen, bij het geloven in God, zichzelf niet kunnen leren kennen door het echte leven binnen te gaan, en geen normale menselijkheid uit kunnen leven in het echte leven, dan zullen zij mislukkelingen worden. Zij die God niet gehoorzamen zijn alle mensen die het echte leven niet binnen kunnen treden. Het zijn allemaal mensen die over menselijkheid praten maar de natuur van demonen uitleven. Het zijn allemaal mensen die over de waarheid praten maar in plaats daarvan doctrines uitleven. Zij die niet de waarheid uit kunnen leven in het echte leven, zijn zij die in God geloven maar door Hem verafschuwd en verworpen worden. Je moet je intrede in het echte leven oefenen, je eigen tekortkomingen, ongehoorzaamheid en onwetendheid kennen en je abnormale menselijkheid en zwakheden kennen. Zo zal al je kennis worden geïntegreerd in je eigenlijke situatie en problemen. Alleen dit soort kennis is echt en zorgt ervoor dat je je eigen toestand werkelijk begrijpt en een transformatie van je gezindheid bereikt(Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een bespreking van het kerkelijk leven en het echte leven). “Bij het nastreven van het binnengaan van het leven moet je je eigen woorden, daden, gedachten en ideeën onderzoeken in elke zaak waar je in het dagelijks leven voor te staan komt. Je moet je eigen gesteldheden begrijpen en die vervolgens afzetten tegen de waarheid, de waarheid zoeken, en de werkelijkheid van de waarheid die je begrijpt binnengaan. Tijdens het proces van het binnengaan van de werkelijkheid van de waarheid, moet je je eigen gesteldheden begrijpen, en vaak voor God treden om tot Hem te bidden en Hem te smeken. Je moet ook vaak met een open hart met andere broeders en zusters communiceren, het pad zoeken om de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan, en de principes van de waarheid nastreven. Uiteindelijk zul je te weten komen wat voor gezindheden je in het dagelijks leven aan de dag legt, of God daar wel of niet genoegen in schept, of het pad dat je beoefent wel of niet klopt, of je wel of niet de gesteldheden die in je worden aangetroffen door zelfonderzoek aan de hand van Gods woorden hebt gecontroleerd, of ze wel of niet nauwkeurig zijn gecontroleerd, of ze wel of niet overeenstemmen met Gods woorden, en of je wel of niet echt een prestatie hebt geleverd en werkelijk intrede hebt verworven betreffende die gesteldheden die overeenstemmen met Gods woorden. Wanneer je regelmatig binnen deze gesteldheden, deze toestanden leeft, zul je gaandeweg een elementair inzicht verwerven in sommige waarheden en in je feitelijke gesteldheden(‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden laten ons de weg zien om het leven binnen te gaan, die eruit bestaat al onze gedachten en daden en alles wat in het werkelijke leven gebeurt te onderzoeken, en te toetsen aan de openbaringen van Gods woorden, onze verdorven gezindheid te overdenken en te kennen en de waarheid te gebruiken om die te verhelpen. Dit is de enige manier om onszelf echt te kennen en binnen te gaan in de werkelijkheid van Gods woorden.

Broeder Chen vertelde een half jaar geleden op een bijeenkomst over een van zijn ervaringen. Toen hij klaar was, dacht ik dat hij eigenzinnig was geweest in zijn plicht en tegen de principes was ingegaan, en daarom was gesnoeid en behandeld. Hij had alleen wat zelfbeheersing beoefend zonder excuus te maken en leek zich te hebben onderworpen. Maar waarom hij eigenzinnig was geweest in zijn werk, welke verdorven gezindheid hem had beheerst of wat de diepere oorzaak was, daar had hij niet echt over nagedacht, noch had hij de waarheid gezocht om het te verhelpen. Zijn gehoorzaamheid bestond er alleen uit dat hij zich aan de regels hield. Dat kan geen echte onderwerping worden genoemd. Ik vroeg me af: moet ik hem op zijn tekortkomingen wijzen? Maar toen dacht ik: broeder Chen is al langer gelovig dan ik, en zijn inzicht en ervaring zijn groter dan die van mij. Als ik hem een suggestie doe, ben ik dan niet als een kind dat probeert op te scheppen? Zal ik er niet arrogant door lijken? Laat ik maar niets zeggen. Toen hij was uitgesproken, vroeg hij ons om hem op eventuele tekortkomingen te wijzen die we hadden opgemerkt. Ik wilde hierop wijzen, maar ik kon het niet. Ik dacht: hij is zoveel ouder dan ik. Als ik zeg dat hij zich niet echt heeft onderworpen en dat hij alleen de regels volgt, lijdt hij veel gezichtsverlies en zet ik hem voor het blok. Als hij het niet accepteert en zegt dat ik te arrogant en onervaren ben, zal ik me zo schamen. Ik ken hem niet echt en het is het niet waard om hem een slechte indruk van me te geven. Ik aarzelde lang en zei toen: “Je hebt een schat aan ervaring en praktisch inzicht.”

Ik voelde me ongemakkelijk toen ik dat had gezegd. Ik zag duidelijk wat zijn problemen waren, maar zei er geen woord over. In plaats daarvan zei ik iets aardigs wat indruiste tegen mijn geweten. Het was totaal niet oprecht of eerlijk. Toen dacht ik aan onze bijeenkomsten in die tijd waar iedereen communiceerde. We werden elke dag geacht over onszelf na te denken en onszelf te kennen, om te zien hoeveel leugens of halve waarheden we hadden verteld, hoeveel dingen we hadden gezegd die waren gedreven door persoonlijke doelen, en welke dingen we hadden gezegd of gedaan die indruisten tegen de waarheid. Ik besefte dat ik alleen maar had gelogen tegen broeder Chen. Ik wist dat God ons keer op keer aanspoort om eerlijk te zijn, het beestje bij de naam te nemen en te zeggen waar het op staat. En toch kon ik deze meest elementaire vereiste niet praktiseren. Toen begon ik van streek te raken. Zonder tijd te verliezen kwam ik in gebed voor God en vroeg Hem om me te helpen om mezelf te kennen. Toen las ik deze woorden van God: “Jullie zijn allemaal goed opgeleid. Jullie letten er allemaal op dat je beschaafd en ingehouden spreekt, en jullie letten ook op de manier waarop je spreekt: jullie zijn tactvol en hebben geleerd het zelfrespect en de waardigheid van anderen niet te schaden. In jullie woorden en daden laten jullie mensen de ruimte om te manoeuvreren. Jullie doen er alles aan om mensen op hun gemak te stellen. Jullie leggen hun littekens of tekortkomingen niet bloot, en jullie proberen hen niet te kwetsen of in verlegenheid te brengen. Dat is het beginsel aan de hand waarvan de meeste mensen handelen. En wat voor beginsel is dat? Het is achterbaks, glibberig, sluw en geniepig. Achter de glimlach van mensen gaan een hoop kwaadaardige, geniepige en verachtelijke zaken schuil. Zo zijn er bijvoorbeeld mensen die, als ze met anderen communiceren en in de gaten krijgen dat de ander enig aanzien heeft, op een gladde, aangenaam klinkende, vleiende manier beginnen te praten om te zorgen dat de ander zich op zijn gemak voelt. Maar is dat werkelijk wat ze denken? Het staat vast dat ze bepaalde bedoelingen en heimelijke motieven hebben. Zulke mensen hebben duisternis in hun hart en zijn erg verachtelijk. Zoals zulke mensen zich in het leven gedragen, dat is walgelijk en weerzinwekkend(‘Zes indicatoren van vooruitgang in het leven’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden openbaarden precies mijn gesteldheid. Ik was totaal niet eerlijk in mijn woorden, maar was ongelooflijk bedrieglijk. Ik sprak op een indirecte manier om niemand te kwetsen en zei altijd aardige dingen. Oppervlakkig gezien leek het of ik aan anderen dacht, maar mijn echte motief was om te zorgen dat anderen me prezen en mijn eigen prestige en status te beschermen. Door naar zijn ervaringen te luisteren, wist ik heel goed dat broeder Chen te veel vasthield aan regels, en ik wist dat dit hem niet hielp om het leven binnen te gaan. Maar ik dacht dat ik hem in verlegenheid zou brengen en een slechte indruk op hem zou maken als ik dat zei, dus hield ik mijn mond. Zelfs toen hij me om commentaar vroeg, was ik nog steeds niet openhartig. In plaats daarvan vleide en misleidde ik hem. Wat was ik geslepen en bedrieglijk. Broeder Chen vroeg ons om hem op zijn fouten te wijzen, en hij wilde zijn gebreken en tekortkomingen goedmaken. Maar ik faalde niet alleen in mijn verantwoordelijkheid om hem te helpen, maar prees hem ook om hem te misleiden en strooide hem zand in de ogen. Pas toen besefte ik dat ik aardig en tactvol klonk, en dat niemand beledigd was, maar dat ik, geconfronteerd met een probleem, de waarheid niet praktiseerde. Zo was ik helemaal geen goed mens, maar geslepen en bedrieglijk. Ik dacht vroeger dat ik jong en onervaren was, dat ik niet wist hoe de wereld in elkaar stak. Pas toen ik werd ontmaskerd door de feiten, zag ik in dat ik eigenlijk heel sluw was en begon ik mezelf te verachten. Ik wilde niet meer zo bedrieglijk en oneerlijk zijn. Toen bad ik tot God en was bereid om berouw te tonen, de waarheid te vertellen en een eerlijk mens te zijn zoals Hij verlangt.

Ik nam me voor om de problemen die ik bij broeder Chen had ontdekt op te schrijven en hem toe te sturen, maar tijdens het schrijven aarzelde ik opnieuw. Ik was bang dat ik de dingen niet goed onder woorden bracht, dat hij het verkeerd zou opvatten, en dat hij het muggenzifterij zou vinden. En zou hij bovendien, omdat ik het toen niet had gezegd en er nu een probleem van maakte, misschien vinden dat ik een drukte maakte om niets? Misschien moet ik nu maar niets doen, dacht ik, maar volgende keer mijn mond opendoen. Maar die gedachte maakte me opnieuw van streek. God had deze situatie niet alleen geregeld om het mij te laten begrijpen. Hij hoopte ook dat ik Zijn woorden zou aanvaarden en in praktijk brengen. Als ik toegaf en het maar liet lopen, zou ik dan God niet bedriegen? Ik bad tot God en zei: “Ik wil niet meer inzitten over broeder Chens trots of rekening houden met wat anderen van me kunnen denken. Alstublieft God, wijs me de weg om de waarheid te praktiseren.” Daarna dacht ik na over broeder Chens ervaring en bracht die in verband met Gods woorden. Ik schreef de problemen die ik had opgemerkt op, samen met wat eigen inzichten en stuurde ze naar broeder Chen. Ik voelde me veel meer op mijn gemak toen ik op die manier praktiseerde. Ik ontving de volgende dag al antwoord van broeder Chen. Hij schreef dat hij heel geroerd was toen hij mijn brief las, en dat het was voortgekomen uit Gods liefde dat ik hem had geschreven over zijn problemen. Hij besefte dat hij zich niet had geconcentreerd op het zoeken naar de waarheid als zich iets voordeed, en dat hij maar had voortgeploeterd toen hij was gesnoeid en behandeld. Hij schreef dat hij bereid was om de fouten te corrigeren in de manier waarop hij dingen ervoer. Toen ik zijn antwoord had gelezen, was ik zo geroerd. Ik voelde dat ik me niet zoveel zorgen hoefde te maken in mijn omgang met broeders en zusters. Als ik maar het juiste motief had als ik op een probleem wees, zouden ze het wel accepteren. Ik had me al die zorgen ingebeeld en ik had me laten beheersen door mijn verdorven gezindheid. Ik begreep nu ook dat relaties in de kerk niet afhangen van filosofieën of bedrieglijke listen, maar berusten op het in praktijk brengen van Gods woorden en wederzijdse eerlijkheid.

Maar ik was zo grondig verdorven door Satan en mijn verdorven gezindheid was zo diepgeworteld dat het me moeite kostte om de waarheid te praktiseren toen mijn prestige en belangen in het geding waren.

Enige tijd later ontdekte ik dat een jonge zuster vaak romans las op het internet. Mijn hart begon tekeer te gaan en ik dacht: de meeste van die online romans zijn slechts bedachte fictie. Als haar hoofd ermee gevuld raakt, zal ze Gods woorden niet willen lezen of haar plicht niet willen doen. Dan zal ze het werk van de Heilige Geest verliezen en dat zou een groot verlies zijn in haar leven. Ik moet er met haar over praten. Maar toen ik erover wilde beginnen, aarzelde ik: zal ze geërgerd zijn en vinden dat ik mijn neus in haar zaken steek? Als ze niet accepteert wat ik zeg, zal het ongemakkelijk zijn om elkaar elke dag te zien. Misschien moet ik het melden bij de kerkleidster en de leidster er met haar over laten communiceren. Maar ik wist dat deze redenering verkeerd was. Ik had de verantwoordelijkheid om er met haar over te communiceren, want ik was degene die het had ontdekt. Ik mocht het vuile werk niet door een ander laten opknappen. Daarna overwoog ik meerdere keren om er met haar over te praten, maar steeds kreeg ik de woorden er niet uit en wist ik niet waar ik moest beginnen. Dit ging dag in dag uit door tot de kerkleidster me op een dag vroeg naar de gesteldheid van de zuster. Pas toen vertelde ik de leidster erover. Tot mijn verbazing zei de leidster dat ze bezig was met iets anders. Ze vroeg me of ik met de zuster kon communiceren. Ik besefte dat God deze situatie voor me regelde om te zien of ik mijn vlees kon verzaken en de waarheid kon praktiseren. Ik dacht aan hoe ik me een tijdje ongemakkelijk had gevoeld. Vooral als ik die zuster zag, liet het me niet los dat ik niet met haar had gesproken. Ik had haar geen liefde getoond en geen verantwoordelijkheid genomen, en daar leed mijn geweten onder. Ik kende heel goed de gevaren van het lezen van online romans. De duivel Satan gebruikt deze boosaardige trends om mensen te misleiden en te verderven, en hun gedachten te beheersen en hen God te laten mijden, zodat ze steeds meer ontaard en ontmoedigd raken en het hen ten slotte verslindt. Ik had er totaal niet aan gedacht hoe het leven van de zuster kon worden beschadigd, of hoe het feit dat ze zich liet afleiden van haar plicht grote schade kon toebrengen aan het werk van de kerk. Ik was bang geweest om erover te beginnen en haar te beledigen, en had op mijn tenen gelopen om onze relatie te behouden. Wat was ik egoïstisch en verachtelijk.

Toen las ik deze woorden van God: “Veel mensen geloven dat het eigenlijk wel gemakkelijk is om een goed mens te zijn en dat daar eenvoudigweg voor nodig is dat je minder spreekt en meer doet, dat je een goed hart hebt en geen kwade bedoelingen hebt. Ze hebben het idee dat hierdoor wordt gegarandeerd dat het voorspoedig met ze zal gaan waar ze maar gaan, dat de mensen ze aardig vinden, en dat het voldoende is om zo’n soort persoon te zijn. Ze gaan zelfs zo ver, dat ze de waarheid niet willen najagen, maar ze zijn er tevreden mee om goede mensen te zijn. Ze denken dat de kwestie van het najagen van de waarheid en het dienen van God gewoon te ingewikkeld is; ze denken dat daarvoor het begrip van veel waarheden vereist is, en wie kan zoiets voor elkaar krijgen? Ze willen gewoon een makkelijker weg nemen – goede mensen zijn en hun plichten uitvoeren – en denken dan dat dit genoeg zal zijn. Is zo’n positie houdbaar? Is het echt zo eenvoudig om een goed mens te zijn? In de samenleving zullen jullie genoeg goede mensen aantreffen die op een zeer verheven manier spreken, en hoewel ze zo op het eerste gezicht geen groot kwaad hebben gedaan, zijn ze diep in hun hart bedrieglijk en glibberig. In het bijzonder zijn ze er goed in om te zien uit welke hoek de wind waait, en ze zijn glad en werelds in hun welsprekendheid. In mijn ogen is zo’n ‘goed mens’ onecht, een hypocriet; zo iemand doet enkel maar net alsof hij goed is. Alle mensen die vasthouden aan een gelukkige middenweg zijn het meest boosaardig. Ze geven niemand aanstoot, ze behagen mensen, ze buigen mee met dingen en niemand kan door hen heen kijken. Zij zijn de levende Satan!(‘Alleen door de waarheid in praktijk te brengen kun je de ketenen van een verdorven gezindheid van je afwerpe’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Gods woorden doorboorden mijn hart toen ik inzag dat ik een ‘aangenaam’ iemand was die altijd het midden koos, nooit iemand beledigde en nooit op de problemen van een ander wees, precies zoals Gods woorden hadden geopenbaard. Als ik ooit iets zei, moest ik rekening houden met degene tegen wie ik sprak en de situatie. Ik wilde nooit een vriendschap beschadigen of toelaten dat iemand kritiek op me had. Ik had gezien dat deze zuster een probleem had en ik had haar erover willen vertellen, maar toen ik dacht dat ze beledigd zou kunnen zijn, vermeed ik het steeds weer, en liet ik in plaats daarvan het vuile werk over aan de kerkleidster. Ik besefte dat ik alleen aan mezelf dacht, dat ik lastige taken aan anderen overliet en dat ik mijn eigen belangen op geen enkele manier wilde schaden. Zo had ik me gedragen tegenover mijn broeders en zusters. Soms, als ik zag dat iemand in een slechte gesteldheid was of verdorvenheid vertoonde, sloot ik er mijn ogen voor en sprak of communiceerde ik er niet over. Oppervlakkig gezien leek ik goed te kunnen opschieten met iedereen. Ik leek heel attent. Maar het was allemaal valse schijn. Ik verborg mijn echte, oprechte woorden en liet een masker zien. Wat was ik toch hypocriet. Ik had mijn broeders en zusters onbeschaamd misleid en wilde toch dat ze goed over me zouden denken. Wat was ik schaamteloos. Ik zag in dat ik maar een verraderlijke en bedrieglijke jaknikker en een nepfiguur was.

Toen las ik nog wat van Gods woorden: “Zolang de mensen Gods woorden nog niet hebben ervaren en de waarheid hebben verworven, is het Satans natuur die de leiding neemt en hen van binnenuit domineert. Wat houdt die natuur nou precies in? Bijvoorbeeld, waarom ben je egoïstisch? Waarom bescherm je je eigen positie? Waarom heb je zulke sterke emoties? Waarom geniet je zo van die onrechtvaardige dingen? Waarom ben je zo op die slechte dingen gesteld? Waar is het op gebaseerd dat je zo dol bent op zulke dingen? Waar komen die dingen vandaan? Waarom accepteer je ze zo graag? Inmiddels zijn jullie allemaal tot het begrip gekomen dat de belangrijkste reden achter alle deze dingen is dat het gif van Satan zich binnen jou bevindt. Wat het gif van Satan is kan geheel in woorden worden uitgedrukt. Wanneer je bijvoorbeeld kwaaddoeners vraagt waarom zij zo handelden, antwoorden zij: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen.’ Deze ene zin drukt de onderliggende oorzaak van het probleem uit. Satans logica is het leven van de mensen geworden. Wellicht doen ze dingen voor allerlei verschillende doelen, maar ze doen het alleen maar voor zichzelf. Iedereen denkt dat, omdat het gaat om ieder voor zich en God voor ons allen, de mensen voor zichzelf dienen te leven en alles dienen te doen wat in hun vermogen ligt om zich te verzekeren van een goede positie om wille van voedsel en kleding. ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’ – dit is het leven en de filosofie van de mens en het representeert ook de menselijke natuur. Deze woorden van Satan houden precies het gif van Satan in. Wanneer mensen zich die eigen maken wordt deze tot hun natuur. Door deze woorden wordt Satans natuur onthuld; die wordt daardoor volledig weergegeven. Dit gif wordt tot het leven van de mensen en de basis van hun bestaan, en de verdorven mensheid is door dit vergif duizenden jaren aaneen gedomineerd(‘Hoe het pad van Petrus te bewandelen’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Door deze woorden begon ik beter te begrijpen waarom ik een jaknikker was, en dat was voornamelijk omdat Satans filosofieën en vergiften zich diep in me hadden genesteld. Ik was vergiftigd door uitspraken als ‘Ieder voor zich en God voor ons allen’, ‘De fouten van goede vrienden verzwijgen draagt bij tot een lange goede vriendschap’ en ‘Spreek goede woorden in overeenstemming met de gevoelens en de gedachtegang van anderen, want eerlijkheid irriteert hen.’ Ik dacht alleen maar aan mijn eigen prestige en status. Ik wilde dat anderen me prezen bij alles wat ik deed en ik was heel egoïstisch, geslepen en bedrieglijk geworden. Van kinds af aan hadden mijn vader en moeder me geleerd om meer te luisteren dan te spreken, en hoe minder ik zei, hoe beter. Ze leerden me om niet te direct te zijn tegen anderen, omdat ze dat niet prettig zouden vinden. Ik had geleefd volgens deze satanische filosofieën en was heel zelden openhartig en eerlijk tegen anderen. Zelfs mijn beste vrienden wees ik zelden openlijk op hun fouten, uit angst dat ik hen zou ergeren en dat het beeld dat ze van me hadden, zou verslechteren. In plaats daarvan bevestigde ik liever hun gevoelens en vleide ik hen, maar het was allemaal leugen en bedrog. Ik besefte dat een leven volgens deze satanische levensfilosofieën me alleen maar ongelooflijk onecht, sluw, egoïstisch en boosaardig kon maken. Ik dacht alleen aan mijn eigen belangen en totaal niet aan anderen. Ik was niet oprecht tegen mensen en voelde geen liefde voor hen. Iemand als ik kon op geen enkele wijze iemand helpen of begunstigen. en was het niet waard om een hechte band mee te krijgen. Ik zag dat deze satanische filosofieën echt absurd waren en dat ze nooit gedragsprincipes zouden moeten zijn. Ik zag in dat het leven naar deze satanische levensfilosofieën ons alleen maar meer verdorven en gespeend van menselijkheid kan maken. Ik bedacht hoe ik me elke keer als ik een probleem had opgemerkt en niets had gezegd, later schuldig voelde, alsof er een last op me drukte die ik niet kon kwijtraken. Het voelde alsof ik de waarheid kende, maar niet in praktijk kon brengen. Ik was zo’n lafaard geweest, zonder enige waardigheid of integriteit. Op mijn leeftijd kon ik nog steeds geen fatsoenlijk mens zijn, en kende ik de principes van menselijke omgang niet. In plaats daarvan streefde ik de wereldlijke manieren na die worden onderwezen en gepropageerd door Satan. Ik haatte mezelf op dat moment echt. Ik wilde niet langer leven volgens deze satanische principes. Ik wilde alleen handelen en me gedragen in overeenstemming met Gods woorden.

Toen las ik deze woorden van God: “Wat is de belangrijkste beoefening om een eerlijk persoon te zijn? Dat is dat je hart moet openstaan voor God. Wat bedoel ik met ‘open’? Dat betekent dat je God een glashelder zicht geeft op alles wat je denkt, wat je bedoelingen zijn en waardoor je wordt gedreven. Als de dingen die je zegt hetzelfde zijn als wat je in je hart hebt, zonder het minste verschil en zonder dat je iets verbergt, zonder een duistere kant, zonder dat anderen maar moeten raden of dieper moeten graven door vragen te stellen, en zonder dat het nodig is dat jij om dingen heen draait, maar je in plaats daarvan gewoon zegt wat je denkt, zonder bijbedoelingen, dan betekent dat dat je hart openstaat. Soms zal je oprechtheid anderen kwetsen of hen niet bevallen. Maar zou iemand zeggen: ‘Je spreekt heel eerlijk tegen me en je hebt me echt gekwetst; ik kan je eerlijkheid niet accepteren’? Nee, dat zou niemand doen. Zelfs al zou je af en toe iemand kwetsen, als je in staat bent open tegenover hen te zijn, je te verontschuldigen, toe te geven dat je zonder wijsheid hebt gesproken en geen rekening hebt gehouden met hun zwakheden, zullen ze inzien dat jij hun niets nadraagt, dat je een oprecht persoon bent en dat je alleen niet zoveel aandacht besteedt aan de manier waarop je spreekt en gewoonweg heel rechtdoorzee bent; dat zal niemand je kwalijk nemen. […] Het belangrijkste aspect van een eerlijk persoon zijn is dat je hart open moet staan voor God. Daarna kun je leren open te zijn tegenover andere mensen, oprecht en waarachtig te spreken, te zeggen wat je in je hart hebt, iemand met waardigheid, integriteit en karakter te zijn, en niet hoogdravend of onoprecht te spreken of woorden te gebruiken om jezelf te verhullen of anderen te misleiden(‘Alleen door eerlijk te zijn, kan iemand als een echt mens leven’ in ‘Verslagen van de gesprekken van Christus’). Terwijl ik nadacht over Gods woorden, was ik ongelooflijk geroerd. Ik voelde dat God me bij de hand had genomen om me te leren hoe ik me als menselijk wezen moest gedragen. Een eerlijk mens zijn, met eerlijkheid spreken en handelen, mijn hart helemaal openstellen voor God, openhartig zijn tegenover broeders en zusters, en niet op een bepaalde manier zijn of spelletjes spelen – op deze manier leven is niet vermoeiend. Later besprak ik het probleem van de zuster met haar en communiceerde met haar over de gevaren van het verstrikt raken in online romans. Eerst, keek ze nogal ongelukkig en was het een beetje pijnlijk. Maar door openhartig te zijn en met haar te communiceren, begreep ze dat ze in een gevaarlijke gesteldheid was. Ze zei dat ze geen online romans meer zou lezen en haar gedachten bij haar plicht zou houden. Toen ik haar dat hoorde zeggen, kon ik eindelijk opgelucht ademhalen, maar ik maakte mezelf ook verwijten. Als ik eerder iets had gezegd was haar gesteldheid misschien eerder gecorrigeerd geweest. Het kwam alleen doordat ik altijd vriendelijk wilde zijn dat ik aan mezelf had toegegeven en de waarheid niet had gepraktiseerd, en de zaak zich had voortgesleept. Het is echt schadelijk om een jaknikker te zijn. Als ik daarna een probleem zag in de plichten van de broeders en zusters, was ik soms nog bang dat ik hen zou beledigen, maar door tot God te bidden, bewust de waarheid te praktiseren en een eerlijk mens te zijn, kon ik het probleem later altijd eerlijk aanwijzen. Alleen door de leiding van Gods woorden kon ik leren me juist te gedragen en om te gaan met broeders en zusters. Ik merkte hoe kostbaar Gods woorden zijn. Ze vormen de leidende principes voor ons gedrag en onze daden. Zowel in onze plicht als in ons gedrag hebben we altijd Gods woorden nodig om ons te leiden. Zolang we de waarheid zoeken als zich een probleem voordoet, zullen we een weg hebben om te volgen.

Achteraf gezien had ik voorheen in theorie toegegeven dat ik bedrieglijk was, maar ik toetste mezelf nooit serieus aan Gods woorden om mijn verdorven gezindheid te onderzoeken en te ontleden. Ook zocht ik zelden in Gods woorden naar een beoefeningspad of principes, zodat mijn verwaande gezindheid helemaal niet veranderde. Hoewel ik alleen wat onbelangrijke dingen heb ervaren in het leven, als ik me concentreer op zelfonderzoek en het zoeken van de waarheid in Gods woorden, boek ik vooruitgang en begin ik dingen te begrijpen. Ook voel ik echte innerlijke vrede en verwerf ik een begin van de weg naar het binnengaan in het leven. Dat ik dit inzicht heb verkregen en deze vooruitgang heb gemaakt is helemaal te danken aan de leiding van Gods woorden. Dank zij God!

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

God is met mij: een wonder te midden van wanhoop

De echtgenoot van de hoofdpersoon is betrokken geweest bij een ernstig auto-ongeval en verkeert in kritische toestand. Ze krijgt niet alleen te maken met de pijn haar echtgenoot te kunnen verliezen, maar gaat ook gebukt onder de druk geld te moeten lenen en haar schuld terug te moeten betalen. Terwijl deze ramp zich ontvouwt, bidt ze tot God en vertrouwt ze op God. Ze vindt, onder de leiding van Gods woorden, geloof en kracht en is in het midden van haar wanhoop getuige van een wonder.

Geef een reactie

Neem contact op via Messenger