Wat er door de Heer Jezus werd verkondigd in het Tijdperk van Genade was alleen de weg van berouw
Bijbelverzen ter referentie:
“Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij!” (Mat. 4:17).
“Daarop maakte hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem’” (Luc. 24:45-48).
Relevante woorden van God:
Destijds, in het Tijdperk van Genade, sprak Jezus alleen tot Zijn discipelen in een reeks preken waarin Hij besprak hoe je moet praktiseren, hoe je je moet verzamelen, hoe je in gebed kunt verzoeken, hoe je anderen moet bejegenen, enzovoorts. Het werk dat Hij uitvoerde was het werk van het Tijdperk van Genade, en Hij zette alleen uiteen hoe Zijn discipelen en volgelingen moesten praktiseren. Hij deed alleen het werk van het Tijdperk van Genade en geen enkel werk van de laatste dagen. […] Jezus heeft alleen over de tekenen van de laatste dagen gesproken, over hoe je geduld moet hebben en hoe je gered kunt worden, hoe je berouw moet tonen en moet biechten, en hoe je het kruis moet dragen en het lijden volhouden. Hij heeft nooit gesproken over hoe de mens in de laatste dagen binnen moet gaan of hoe hij ernaar moet streven om aan Gods wil te voldoen. Zou het als zodanig niet belachelijk zijn om in de Bijbel naar Gods werk van de laatste dagen te gaan zoeken? Wat kun je precies zien als je enkel de Bijbel in je handen houdt? Al is men Bijbelverklaarder of een prediker, wie kan voorkennis hebben van het huidige werk?
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Hoe kan een mens die God in zijn opvattingen heeft afgebakend de openbaring van God ontvangen?
Ofschoon Jezus in Zijn vleeswording volstrekt zonder emotie was, stond Hij altijd klaar om Zijn discipelen gerust te stellen, voor hen te zorgen, hen te helpen en hen te ondersteunen. Hoeveel werk Hij ook deed, of hoeveel lijden Hij ook verduurde, Hij stelde nooit te hoge eisen aan de mensen. Integendeel, Hij bleef altijd geduldig en verdraagzaam tegenover hun zonden, zodanig dat de mensen tijdens het Tijdperk van Genade Hem vol genegenheid ‘de liefdevolle Verlosser Jezus’ noemden. Voor de mensen uit die tijd – voor alle mensen – had en was Jezus genade en goedertierenheid. Nooit herinnerde Hij hen aan hun overtredingen, want hun overtredingen waren niet de grondslag van de wijze waarop Hij hen behandelde. Aangezien dit een ander tijdperk was, schonk Hij de mensen vaak overvloedig voedsel en drinken, opdat zij konden eten tot zij voldaan waren. Hij behandelde al Zijn volgelingen met genade, genas zieken, dreef demonen uit en wekte doden op. Opdat de mensen in Hem zouden geloven en zien dat alles wat Hij deed serieus en oprecht werd gedaan, ging Hij zo ver dat Hij een rottend lijk tot leven wekte en liet zien dat zelfs de doden in zijn handen weer tot leven konden komen. Op deze manier verdroeg Hij zwijgend en verrichtte Hij Zijn verlossingswerk in hun midden. Nog voordat Jezus werd gekruisigd, had Hij reeds alle zonden van de mensheid op zich genomen en was Hij een zondoffer voor de mensheid geworden. Zelfs voordat Hij werd gekruisigd had Hij al de weg naar het kruis vrijgemaakt om de mensheid te verlossen. Uiteindelijk werd Hij aan het kruis genageld, offerde Hij Zichzelf op ter wille van het kruis en schonk Hij al Zijn genade, goedertierenheid en heiligheid aan de mensheid. Tegenover de mensheid bleef Hij altijd verdraagzaam, nooit wraakzuchtig, maar vergaf de mensen hun zonden, maande hen tot berouw en leerde hen om geduld te hebben, verdraagzaamheid en liefde. Zo konden zij in Zijn voetsporen treden en ook zichzelf opofferen ter wille van het kruis. Zijn liefde voor de broeders en zusters was nog groter dan Zijn liefde voor Maria. Het werk dat Hij deed, bestond in principe uit mensen genezen en demonen uitdrijven, alles ter wille van Zijn verlossing. Waarheen Hij ook ging, altijd bejegende Hij degenen die Hem volgden met gratie. Hij maakte armen rijk, liet verlamden weer lopen, gaf blinden het zicht terug en schonk doven het gehoor. Zelfs de geringste mensen, de behoeftigen en de zondaars nodigde Hij aan Zijn tafel, want nooit ging Hij hen uit de weg; Hij betoonde hen altijd geduld, en zei zelfs: “Als er ook maar één schaap, van de honderd, uit de kudde is afgedwaald, zal de goede herder de negenennegentig andere schapen achterlaten om het ene verdoolde schaap te zoeken; en als hij het gevonden heeft, verheugt hij zich uitbundig”. Jezus had Zijn volgelingen lief zoals een ooi haar lammeren liefheeft. Hoewel zij dwaas en onwetend waren en in Zijn ogen zondaars waren en verder de meest nederige leden van de samenleving, beschouwde Hij deze zondaren — die door anderen werden geminacht — als Zijn oogappels. Zijn liefde voor hen was zo groot dat Hij ter wille van hen Zijn leven gaf, als een lam dat op het altaar wordt geofferd. Hij betoonde Zich hun dienaar te midden van hen, liet Zich door hen gebruiken en slachten en onderwierp Zich onvoorwaardelijk aan hen. Voor Zijn volgelingen was Hij de liefdevolle Verlosser Jezus, maar de farizeeën, die het volk vanaf hun hoge spreekgestoelte de les lazen, betoonde Hij echter geen genade of liefdevolle vriendelijkheid, maar afkeer en verontwaardiging. Hij verrichtte weinig werk onder de farizeeën, maar beleerde en berispte hen af en toe. Hij begaf zich niet in hun midden om het werk van verlossing te doen, laat staan dat Hij wonderen onder hen verrichtte of tekenen toonde. Daarentegen schonk Hij Zijn volgelingen al Zijn genade en goedertierenheid, verdragend in het belang van deze zondaars tot het bittere einde, toen Hij aan het kruis genageld werd en vernedering onderging totdat Hij de gehele mensheid had verlost. Dit was de totale som van Zijn werk.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het ware verhaal achter het werk van het Tijdperk van Verlossing
Toen Jezus Zijn werk deed, had de mens nog maar een vage en onduidelijke kennis over Hem. De mens heeft altijd gedacht dat Hij de zoon van David was en verkondigde Hem als een grote profeet, de liefdadige Heer die de mens van zijn zonden verloste. Sommigen werden, door de kracht van hun geloof, alleen al genezen door het aanraken van Zijn mantel: de blinden konden zien en zelfs de doden konden tot leven worden gewekt. De mens was echter niet in staat om de diepgewortelde verdorven satanische gezindheid in zichzelf te ontdekken, noch wist hij hoe hij zich ervan kon ontdoen. De mens ontving veel genade, zoals de vrede en het geluk van het vlees, het geloof van een lid dat zegen bracht aan een hele familie, de genezing van ziekte, enzovoort. De rest bestond uit de goede daden van de mens en zijn goddelijke verschijning. Als de mens zo kon leven, werd hij beschouwd als een aanvaardbare gelovige. Alleen dit soort gelovigen kan na de dood de hemel binnengaan, wat betekent dat ze gered zijn. Maar tijdens hun leven hebben deze mensen de weg van het leven absoluut niet begrepen. Alles wat ze deden, was zondigen om vervolgens hun zonden te belijden. Dit gebeurde in een constante cyclus zonder dat er een pad was voor het veranderen van hun gezindheid. Dit was de toestand van de mens in het Tijdperk van Genade. Heeft de mens volledige redding ontvangen? Nee!
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)
In het Tijdperk van Genade werd het evangelie van bekering gepredikt en werd iemand gered als hij geloofde. Tegenwoordig is er alleen sprake van overwinning en vervolmaking in plaats van redding. Er wordt nooit gezegd dat als één persoon gelooft, zijn hele familie gezegend zal worden of dat ééns gered altijd gered is. Tegenwoordig spreekt niemand deze woorden en zijn die dingen achterhaald. Jezus’ werk was in die tijd het werk om heel de mensheid te verlossen. De zonden van allen die in Hem geloofden, werden vergeven; Hij zou je verlossen zolang je maar in Hem geloofde. Als je in Hem geloofde, was je geen zondaar meer, dan zou je van je zonden worden verlost. Dit was de betekenis van gered zijn en dat je door geloof gerechtvaardigd was. Toch bleef er in de gelovigen datgene achter wat opstandig was en zich tegen God verzette en nog steeds beetje bij beetje weggenomen moest worden. Redding betekende niet dat de mens volledig door Jezus was gewonnen, maar dat de mens niet langer van de zonde was, dat zijn zonden hem vergeven waren. Op voorwaarde dat je geloofde, zou je nooit meer van de zonde zijn. Jezus deed in die tijd veel werk dat Zijn discipelen niet konden begrijpen, en Hij zei veel dat mensen niet begrepen. Dat komt omdat Hij in die tijd geen enkele uitleg gaf. Dus stelde Matteüs enkele jaren na Zijn heengaan een geslachtsregister voor Jezus samen en ook anderen deden veel werk dat uit de wil van de mens was. Jezus kwam niet om de mens te vervolmaken en te winnen, maar om één fase van het werk te doen: het evangelie van het koninkrijk van de hemel aan het licht brengen en het werk van de kruisiging volbrengen. En zo kwam Jezus’ werk met Zijn kruisiging volledig ten einde.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De visie van Gods werk (2)
De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.