Het doel en de betekenis van elk van de drie fasen van Gods werk
(1) Het doel en de betekenis van Gods werk in het Tijdperk van de Wet
Relevante woorden van God:
Het werk dat Jehova deed onder de Israëlieten, vestigde onder de mensheid Gods aardse plaats van oorsprong. Op deze heilige plaats was Hij ook aanwezig. Hij beperkte Zijn werk tot het volk van Israël. Hij werkte aanvankelijk niet buiten Israël, maar Hij in plaats daarvan koos Hij mensen die Hij geschikt achtte om de reikwijdte van Zijn werk te beperken. Israël is de plaats waar God Adam en Eva schiep en uit het stof van die plaats formeerde Jehova de mens. Deze plaats werd de basis van Zijn werk op aarde. De Israëlieten, die afstammen van Noach en ook nakomelingen van Adam zijn, waren het menselijke fundament van Jehova’s werk op aarde.
De betekenis, het doel en de fases van Jehova’s werk in Israël in deze tijd waren Zijn werk op de hele aarde in gang te zetten. Dat werk verspreidde zich vanuit Israël als middelpunt gaandeweg naar de heidenvolken. Hij werkt in het hele universum volgens dit beginsel: Hij vestigt een model en breidt het dan uit tot alle mensen in het universum Zijn evangelie hebben ontvangen. De eerste Israëlieten waren de afstammelingen van Noach. Deze mensen werden alleen begiftigd met de adem van Jehova en begrepen genoeg om voor de noodzakelijke levensbehoeften te zorgen. Maar ze wisten niet wat voor God Jehova was, ze kenden Zijn wil voor de mens niet, laat staan hoe zij de Heer van de hele schepping moesten vereren. Wat betreft regels en wetten die ze moesten gehoorzamen,[a] of de vraag of er een taak was die geschapen wezens voor de Schepper moesten verrichten, Adams nakomelingen wisten niets van deze dingen af. Ze wisten alleen dat de man moest zweten en arbeiden om voor zijn gezin te zorgen, en dat de vrouw zich aan haar man moest onderwerpen en het menselijke ras moest voortzetten dat Jehova had geschapen. Met andere woorden, dergelijke mensen, die alleen Jehova’s adem en Zijn leven hadden, wisten niet hoe ze Gods wetten moesten volgen of hoe ze de Heer van de hele schepping moesten behagen. Ze begrepen veel te weinig. Dus ook al was hun hart geenszins verdraaid of bedrieglijk en was er zelden sprake van jaloezie en twist onder hen, toch hadden ze geen kennis of begrip van Jehova, de Heer van de hele schepping. Deze voorouders van de mens wisten alleen de dingen van Jehova te eten en van de dingen van Jehova te genieten. Maar ze wisten Jehova niet te vereren, ze wisten niet dat Jehova die Ene is die ze op hun knieën moesten aanbidden. Dus hoe konden ze Zijn schepselen worden genoemd? Als dat zo is, hoe zit het dan met de woorden: “Jehova is de Heer van de hele schepping” en “Hij schiep de mens zodat de mens Hem kon manifesteren, Hem kon verheerlijken en Hem kon vertegenwoordigen” − zouden die voor niets gesproken zijn? Hoe konden mensen zonder eerbied voor Jehova een getuigenis van Zijn heerlijkheid worden? Hoe konden zij manifestaties van Zijn heerlijkheid worden? Zouden Jehova’s woorden “Ik schiep de mens naar mijn beeld” dan niet een wapen in de handen van Satan, de boze, worden? Zouden deze woorden dan niet een teken van vernedering van Jehova’s schepping van de mens worden? Om die fase van het werk te voltooien, gaf Jehova de mensheid na de schepping geen instructies of leiding meer vanaf de tijd van Adam tot aan die van Noach. Hij begon de Israëlieten, die de nakomelingen van Noach en ook van Adam waren, in feite pas te leiden nadat de zondvloed de wereld had verwoest. Zijn werk en woorden in Israël gaven leiding aan het hele volk van Israël terwijl zij over het land Israël waren verspreid. Daarbij werd de mensheid getoond dat Jehova niet alleen de mens adem kon inblazen, zodat hij leven van Hem mocht ontvangen en uit het stof kon opstaan tot een geschapen menselijk wezen, maar dat Hij de mensheid ook kon verbranden en vervloeken, en de mensheid met Zijn roede kon besturen. Ze zagen ook dat Jehova leiding kon geven aan het leven van de mens op aarde, en onder de mensheid kon spreken en werken overeenkomstig de uren van de dag en van de nacht. Hij deed het werk alleen zodat Zijn schepselen konden weten dat de mens uit het stof kwam, door Hem opgepikt. Hij wilde ze bovendien doen inzien dat ze door Hem waren geformeerd. Niet alleen dat, maar het werk dat Hij in Israël begon, was bedoeld zodat andere volken en naties (die in feite niet apart van Israël stonden maar aftakkingen van de Israëlieten waren, en toch van Adam en Eva afstamden) het evangelie van Jehova van Israël konden ontvangen. Zo zouden alle geschapen wezens in het universum in staat zijn om Jehova te vereren en Hem hoog te achten. Was Jehova Zijn werk niet in Israël begonnen, maar had Hij de mensheid na de schepping zorgeloos op de aarde laten leven, dan zou de mens, wegens zijn fysieke natuur (natuur wil zeggen dat de mens nooit kan weten wat hij niet ziet, oftewel dat hij niet zou weten dat Jehova de mensheid had geschapen, laat staan waarom Hij dat deed), nooit weten dat Jehova de mensheid had geschapen of dat Hij de Heer van de hele schepping is. Als Jehova de mens had geschapen, hem op de aarde had geplaatst, Zijn handen vervolgens simpelweg afstofte en vertrok, in plaats van enige tijd onder de mensheid te blijven om ze van leiding te voorzien, dan zou de hele mensheid tot niets zijn vervallen. Zelfs de hemel en aarde en de legio andere dingen die Hij had gemaakt, plus de hele mensheid, zouden tot niets zijn vervallen en bovendien door Satan vertrapt. In dat geval zou Jehova’s wens dat “Hij op de aarde, in het midden van Zijn schepping, een plaats zou hebben om te staan, een heilige plaats”, in duigen zijn gevallen. En dus bleef Hij na de schepping van de mensheid in hun midden om ze in hun leven te leiden en vanuit hun midden tot hen te spreken. Dit alles deed Hij om Zijn wens te vervullen en Zijn plan te verwezenlijken. Het werk dat Hij in Israël deed, was alleen bedoeld om het plan uit te voeren dat Hij vóór de schepping van alle dingen had opgesteld. Daarom waren Zijn eerste werk onder de Israëlieten en Zijn schepping van alle dingen niet in tegenspraak met elkaar. Beide waren er met het oog op Zijn management, Zijn werk en Zijn heerlijkheid, alsook om Zijn schepping van de mensheid een diepere betekenis te geven. Hij gaf tweeduizend jaar lang na Noach leiding aan het leven van de mensheid op aarde. In die periode leerde Hij de mensheid hoe ze Jehova, de Heer van de hele schepping, moesten vereren, hoe ze hun leven moesten leiden en moesten blijven leiden. Bovenal leerde Hij ze hoe ze als getuige voor Jehova konden optreden, Hem konden gehoorzamen en Hem eerbied konden tonen, ja, Hem met muziek konden loven zoals David en zijn priesters dat deden.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het werk in het Tijdperk van de Wet
In het begin was het begeleiden van de mens tijdens het oudtestamentische Tijdperk van de Wet vergelijkbaar met het begeleiden van het leven van een kind. De vroegste mensheid was nog maar net geboren uit Jehova; dit waren de Israëlieten. Ze wisten niet hoe ze God moesten vereren of hoe ze op aarde moesten leven. Met andere woorden: Jehova schiep de mensheid, dat wil zeggen, Hij schiep Adam en Eva, maar Hij gaf hun niet de vermogens om te begrijpen hoe ze Jehova moesten vereren of Jehova’s wetten op aarde moesten navolgen. Zonder de directe aansturing van Jehova zou niemand dit rechtstreeks kunnen weten, want in het begin beschikte de mens niet over zulke vermogens. De mens wist alleen dat Jehova God was, maar had geen flauw idee hoe hij Hem kon vereren, welk soort gedrag bij ‘vereren’ paste, met welke instelling iemand Hem moest vereren, of wat hij kon offeren uit eerbied voor Hem. De mens wist alleen hoe hij kon genieten wat er te genieten viel onder alle dingen die door Jehova gemaakt waren, maar met betrekking tot wat voor leven op aarde een schepsel van God waardig was, had hij geen enkel benul. Zonder iemand om haar te instrueren, zonder iemand om haar persoonlijk te begeleiden, zou deze mensheid nooit een leven geleid hebben dat de mensheid betaamt, maar alleen maar op slinkse wijze gevangen zijn gehouden door Satan. Jehova schiep de mensheid, dat wil zeggen, Hij schiep de voorouders van de mensheid, Eva en Adam, maar Hij schonk hun verder niet méér intellect of wijsheid. Hoewel ze al op aarde leefden, begrepen ze bijna niets. En dus was Jehova’s werk om de mensheid te scheppen maar voor de helft gedaan, en verre van voltooid. Hij had alleen een model van de mens uit klei gevormd en het Zijn adem gegeven, maar zonder de mens genoeg bereidheid te geven om Hem te eren. In het begin was de mens niet van zins om Hem te vereren of vrezen. De mens wist alleen hoe hij naar Zijn woorden moest luisteren, maar wist niets van de basiskennis voor het leven op aarde en van de normale leefregels voor de mens. En dus, hoewel Jehova man en vrouw schiep en het project van zeven dagen voltooide, voltooide Hij geenszins de schepping van de mens, want deze mens was slechts een omhulsel, en miste de realiteit van het menszijn. De mens wist alleen dat het Jehova was die de mensheid had geschapen, maar had niet het geringste idee hoe hij zich aan de woorden of wetten van Jehova moest houden. En dus was Jehova’s werk nog lang niet gedaan na het ontstaan van de mens. Hij moest de mensen nog steeds bij de hand nemen om voor Zijn aangezicht te komen, opdat zij samen op aarde zouden kunnen leven en Hem zouden kunnen vereren, en opdat zij onder Zijn leiding het juiste levenspad van normale mensen op aarde zouden kunnen bewandelen. Alleen op deze manier was het werk dat hoofdzakelijk onder Jehova’s naam was uitgevoerd, volledig voltooid; dat wil zeggen, alleen op deze manier was Jehova’s werk van de schepping van de wereld volledig uitgevoerd. Zodoende moest hij, nadat hij de mensheid had geschapen, het leven van de mensheid op aarde duizenden jaren begeleiden, opdat de mensheid Zijn decreten en wetten kon naleven en kon deelnemen aan alle activiteiten die horen bij een normaal aards mensenleven. Dan pas was Jehova's werk volledig voltooid.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De visie van Gods werk (3)
Dus hebben jullie de regels en principes van het Tijdperk van de Wet gelezen? Omvatten de regels een breed scala? Ten eerste hebben ze betrekking op de tien geboden, waarna de voorschriften komen voor het bouwen van altaren, enzovoorts. Daarna volgen de voorschriften voor het houden van de sabbat en het observeren van de drie feesten, waarna het voorschrift voor offerandes komt. Hebben jullie gezien hoe vele soorten van offergaven er zijn? Er zijn brandoffers, graanoffers, vredeoffers, zondoffers, enzovoorts. Zij worden gevolgd door voorschriften voor offergaven van priesters, waaronder brandoffers en graanoffers door priesters en andere vormen van offergaven. De achtste voorschriften zijn voor het eten van offergaven door priesters. En dan zijn er voorschriften voor wat moet worden nageleefd tijdens het leven van mensen. Er zijn bepalingen voor vele aspecten van het leven van mensen, zoals de voorschriften voor wat ze wel en niet mogen eten, voor de zuivering van vrouwen na de bevalling, alsmede voor degenen die zijn genezen van melaatsheid. In deze voorschriften gaat God zelfs zo ver om over ziekte te spreken, en er zijn zelfs regels voor het slachten van schapen en runderen, enzovoorts. Schapen en runderen zijn door God geschapen en je moet ze slachten op de manier die God je zegt. Er is zonder twijfel reden voor Gods woorden, het is zonder twijfel juist om te handelen naar Gods verkondiging en zeker in het voordeel van mensen! Er zijn ook feesten en regels na te volgen, zoals de Sabbatdag, Pesach, en meer – God sprak over ze allemaal. Laat ons eens kijken naar de laatsten: andere voorschriften – het ontsteken van de lampionnen, het Jubeljaar, de teruggave van het land, het afleggen van geloftes, het geven van tienden, enzovoorts. Omvatten deze geen breed scala? Het eerste om over te spreken is de kwestie van offergaven van mensen, dan zijn er voorschriften over diefstal en compensatie en het houden van de Sabbatdag …; alle details van het leven komen aan bod. Dat wil zeggen, toen God begon met het officiële werk van zijn managementplan, legde Hij veel regels vast die opgevolgd moeten worden door de mens. Deze regels waren om de mens het normale leven van de mens op aarde te kunnen laten leiden, een normaal leven van de mens dat niet te scheiden is van God en Zijn leiding. God vertelde de mens eerst hoe hij altaren moest maken, hoe hij de altaren moest opstellen. Daarna vertelde Hij de mens hoe hij een offer moest brengen en stelde Hij vast hoe de mens moest leven – waar hij in het leven op moest letten, waaraan hij zich moest houden, wat hij wel en niet moest doen. Wat God de mens oplegde was allesomvattend en met deze gewoonten, voorschriften en principes standaardiseerde Hij het gedrag van mensen, leidde Hij hun leven, leidde Hij hun inwijding in de wetten van God, leidde Hij hen naar het altaar van God, begeleidde Hij hen in het hebben van een leven te midden van alles wat God had gemaakt voor de mens die vervuld was van orde, regelmaat en matiging. God gebruikte deze eenvoudige voorschriften en principes voor het eerst om grenzen te stellen aan de mens, zodat de mens op aarde een normaal leven zou hebben van aanbidding van God, een normaal mensenleven zou hebben. Dat is de specifieke inhoud van het begin van Zijn zesduizend jaar durende managementplan. De voorschriften en regels behandelen een zeer brede inhoud, zij zijn de details van Gods sturing van de mensheid tijdens het Tijdperk van de Wet, ze moesten geaccepteerd en opgevolgd worden door de mensen die vóór het Tijdperk van de Wet kwamen. Zij zijn een verslag van het door God tijdens het Tijdperk van de Wet uitgevoerde werk en zij zijn het ware bewijs van Gods leiderschap en sturing van de gehele mensheid.
Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II
Tijdens het Tijdperk van de Wet werd het werk van het leiden van de mensheid uitgevoerd onder de naam Jehova, en de eerste fase van het werk werd op aarde geïnitieerd. In deze fase bestond het werk uit de bouw van de tempel en het altaar en het leiden van het volk Israël en het werken in hun midden door middel van de wet. Door het volk Israël te leiden, legde Hij een basis voor Zijn werk op aarde. Vanuit deze basis breidde Hij Zijn werk verder uit dan Israël, dat wil zeggen: Hij breidde Zijn werk uit vanuit Israël, zodat latere geslachten geleidelijk te weten kwamen dat Jehova God was, en dat Jehova de Schepper van hemel en aarde en alle dingen was, en dat Jehova alle levende wezens geschapen heeft. Hij verspreidde Zijn werk door het volk Israël heen, hen voorbij. Het land Israël was de eerste heilige plaats van Jehova’s werk op aarde, en het was het land Israël waar God het eerst te werk ging op aarde. Dat was het werk van het Tijdperk van de Wet.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De visie van Gods werk (3)
Tijdens het Tijdperk van de Wet zette Jehova veel geboden uiteen aan Mozes, die hij moest doorgeven aan de Israëlieten die hem uit Egypte volgden. Deze geboden gaf Jehova aan de Israëlieten en hadden geen betrekking op de Egyptenaren. Ze waren bedoeld om de Israëlieten in het gareel te houden. Hij stelde met de geboden eisen aan hen. Of ze de Sabbat in acht namen, of ze hun ouders eerden, of ze afgoden vereerden en zo voort: op basis van deze beginselen werden ze zondig of rechtvaardig geacht. Sommigen onder hen werden door Jehova’s vuur getroffen, sommigen werden tot de dood toe gestenigd en sommigen ontvingen Jehova’s zegen. Dat hing ervan af of ze deze geboden al dan niet gehoorzaamden. Zij die de Sabbat niet in acht namen, werden gestenigd. Priesters die de Sabbat niet in acht namen, werden door Jehova’s vuur getroffen. Zij die hun ouders niet eerden, werden eveneens gestenigd. Dit werd allemaal door Jehova bevolen. Jehova stelde Zijn geboden en wetten in zodat de mensen naar Zijn woord zouden luisteren en het gehoorzamen, en niet tegen Hem zouden rebelleren terwijl Hij ze leiding gaf in hun leven. Hij gebruikte deze wetten om het pasgeboren menselijke ras onder controle te houden, zodat Hij het fundament voor Zijn toekomstige werk beter kon leggen. En zo werd het eerste tijdperk, op basis van het werk dat Jehova deed, het Tijdperk van de Wet genoemd. Hoewel Jehova veel woorden sprak en veel werk deed, leidde Hij het volk enkel op een positieve manier. Hij leerde dit onwetende volk hoe ze menselijk moesten zijn, hoe ze moesten leven, hoe ze Jehova’s wegen moesten begrijpen. Het werk dat Hij deed, was er grotendeels op gericht het volk aan te zetten om Zijn wegen in acht te nemen en Zijn wetten te volgen. Het werk vond plaats bij mensen die oppervlakkig verdorven waren. Het ging niet zo ver dat hun gezindheid of vooruitgang in het leven een transformatie onderging. Hij gebruikte de wetten alleen om het volk onder controle te houden. Jehova was voor de Israëlieten in die tijd slechts een God in de tempel, een God in de hemelen. Hij was een wolkkolom, een vuurkolom. Jehova eiste alleen van hen dat ze Zijn wetten en geboden − men zou zelfs kunnen zeggen ‘regels’ − zouden gehoorzamen. Jehova was er immers niet op uit om hen te transformeren, maar om hen meer dingen te geven die de mens zou moeten hebben, om hen uit Zijn eigen mond te instrueren, want na zijn schepping had de mens niets over wat hij zou moeten bezitten. En zo gaf Jehova de mensen de dingen die ze voor hun leven op aarde zouden moeten bezitten. Zo zorgde Hij ervoor dat de mensen die Hij leiding gaf hun voorouders, Adam en Eva, voorbijstreefden, want wat Jehova hen gaf, overtrof wat Hij Adam en Eva in het begin had gegeven. Toch was het werk van Jehova in Israël alleen bedoeld om de mensheid te leiden en hun Schepper te doen herkennen. Hij overwon of transformeerde ze niet, maar leidde ze alleen. Daar komt Jehova’s werk in het Tijdperk van de Wet op neer. Dat is de achtergrond, het ware verhaal, de essentie van Zijn werk in het hele land Israël, alsmede het begin van Zijn zesduizend jaar werk, om de mensheid onder het bestuur van Jehova’s hand te houden. Hieruit kwam meer werk in Zijn managementplan van zesduizend jaar voort.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het werk in het Tijdperk van de Wet
Voetnoot:
a. De oorspronkelijk tekst bevat niet de zin “die ze moesten gehoorzamen.”
(2) Het doel en de betekenis van Gods werk in het Tijdperk van Genade
Bijbelverzen ter referentie:
“God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden” (Joh. 3:17).
Relevante woorden van God:
Jezus verpersoonlijkt al het werk van het Tijdperk van Genade: Hij was geïncarneerd in het vlees en aan het kruis genageld en Hij heeft tevens het Tijdperk van Genade ingeluid. Hij werd aan het kruis genageld om het verlossingswerk te voltooien, het werk van de Wet te beëindigen en het Tijdperk van Genade te beginnen. Hij wordt daarom de ‘Hoogste Gebieder’, het ‘Zondoffer’ en de ‘Verlosser’ genoemd. Zijn werk verschilde dus inhoudelijk van het werk van Jehova, ofschoon beide in principe hetzelfde zijn. Jehova begon het Tijdperk van de Wet, vestigde de thuisbasis, dat wil zeggen, het beginpunt van Zijn werk op aarde. Daarnaast vaardigde Hij wetten en geboden uit. Deze zijn de twee werken die Hij heeft uitgevoerd en die vertegenwoordigen het Tijdperk van de Wet. Jezus’ werk in het Tijdperk van Genade bestond niet uit het uitvaardigen van wetten, maar uit het vervullen van die wetten, om daarmee het Tijdperk van Genade in te luiden en het Tijdperk van de Wet te beëindigen dat tweeduizend jaar had geduurd. Hij was de wegbereider die kwam om het Tijdperk van Genade te beginnen, hoewel verlossing het hoofdbestanddeel van Zijn werk was. En zo waren Zijn verrichtingen eveneens tweeledig: een nieuw tijdperk inluiden en het verlossingswerk voltooien door Zijn kruisiging. Daarna ging Hij heen. En daardoor kwam het Tijdperk van de Wet ten einde en begon het Tijdperk van Genade.
Het werk dat Jezus verrichtte, was afgestemd op de noden van de mensheid in dit nieuwe tijdperk. Het was Zijn taak het menselijke geslacht te verlossen door vergeving van zonden. Zijn gezindheid was geheel en al nederigheid, geduld, liefde, vroomheid, verdraagzaamheid, genade, en goedertierenheid. Hij zegende de mensheid rijkelijk, bracht hen genade in overvloed en gaf hun alle dingen waaruit zij plezier en vreugde konden putten. Hij schonk de mensen het genot van vrede en geluk, alsmede Zijn verdraagzaamheid, liefde, genade en goedertierenheid. In die dagen werden de mensen overstelpt met een overvloed aan genietingen: In hun harten heersten vrede en geborgenheid, zij ontvingen troost voor hun geest, en werden ondersteund door hun Verlosser Jezus. Dat zij deze schatten konden ontvangen, vloeide voort uit het tijdperk waarin zij leefden. In het Tijdperk van Genade had de mens reeds blootgestaan aan al het verderf van Satan. Om die reden vereiste het verlossingswerk voor heel de mensheid een overvloedigheid aan genade, oneindige verdraagzaamheid en geduld, nog belangrijker, een offer afdoende voor de verzoening van de zonden van alle mensen. Wat de mensheid in het Tijdperk van Genade zag, was slechts mijn offer tot verzoening van de zonden van alle mensen, namelijk Jezus. Het enige wat zij wisten, was dat God genadig en verdraagzaam kon zijn; En wat zij alleen zagen, was de genade en goedertierenheid van Jezus. Dit was geheel mogelijk omdat zij in het Tijdperk van Genade waren geboren. En dus, voordat zij verlost konden worden, was het noodzakelijk dat zij zich konden verheugen in de vele vormen van genade die Jezus hen in overvloed schonk. Alleen dit was heilzaam voor de mens. Op deze wijze – door te leven in genade – konden al hun zonden worden vergeven. Bovendien werd zo voor hen de mogelijkheid geopend om te worden verlost door te leven in Jezus’ verdraagzaamheid en geduld. Alleen door Zijn verdraagzaamheid en geduld verwierven zij het recht op vergiffenis en mochten zij zich verheugen in de overvloed van genade die zij te danken hadden aan Jezus. Dit alles in overstemming met Jezus’ woorden: Ik ben niet gekomen om de rechtvaardigen maar de zondaars te verlossen, maar om zondaars vergeving te schenken en hen te verlossen. Als Jezus vlees was geworden met de gezindheid om te oordelen, te vervloeken en onverdraagzaam te zijn jegens de overtredingen van de mensen, zouden mensen nooit de kans hebben gehad te worden verlost. Dan zouden zij tot in eeuwigheid zondaars zijn gebleven. Als het zo was geweest, zou het zesduizendjarige managementplan al in het Tijdperk van de Wet tot stilstand zijn gebracht. In dat geval zou het Tijdperk van de Wet verlengd zijn met zesduizend jaar. De zonden van de mens zouden dan steeds talrijker en verderfelijker zijn geworden; dan zou de schepping van de mens voor niets zijn geweest. De mens had dan alleen Jehova onder Zijn Wet kunnen dienen, maar hun zonden zouden die van de eerst geschapen mensen verre overtreffen. Hoe meer Jezus de mensen liefhad, hen hun zonden vergaf en hen voldoende genade bracht en goedertierenheid, des te meer de mensheid in staat werd gesteld te worden verlost, om ‘afgedwaalde schapen’ te worden genoemd die Jezus tegen een hoge prijs terugkocht. Satan was niet bij machte dit werk te verstoren, omdat Jezus Zijn volgelingen behandelde zoals een liefdevolle moeder haar baby aan haar borst. Hij werd niet boos op hen, Hij verachtte hen evenmin; Hij was vervuld van troostrijk mededogen. Ook ontstak Hij nooit in toorn, te midden van hen; Hij verdroeg hun zonden en zag hun onwetendheid en dwaasheid over het hoofd, zelfs ging hij zo ver dat hij zei: “Vergeef uw naasten zeventig maal zeven maal.” Aldus transformeerde Zijn hart de harten van anderen. Zo werd de mensheid door Zijn verdraagzaamheid vergeving van zonden geschonken.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het ware verhaal achter het werk van het Tijdperk van Verlossing
Ofschoon Jezus in Zijn vleeswording volstrekt zonder emotie was, stond Hij altijd klaar om Zijn discipelen gerust te stellen, voor hen te zorgen, hen te helpen en hen te ondersteunen. Hoeveel werk Hij ook deed, of hoeveel lijden Hij ook verduurde, Hij stelde nooit te hoge eisen aan de mensen. Integendeel, Hij bleef altijd geduldig en verdraagzaam tegenover hun zonden, zodanig dat de mensen tijdens het Tijdperk van Genade Hem vol genegenheid ‘de liefdevolle Verlosser Jezus’ noemden. Voor de mensen uit die tijd – voor alle mensen – had en was Jezus genade en goedertierenheid. Nooit herinnerde Hij hen aan hun overtredingen, want hun overtredingen waren niet de grondslag van de wijze waarop Hij hen behandelde. Aangezien dit een ander tijdperk was, schonk Hij de mensen vaak overvloedig voedsel en drinken, opdat zij konden eten tot zij voldaan waren. Hij behandelde al Zijn volgelingen met genade, genas zieken, dreef demonen uit en wekte doden op. Opdat de mensen in Hem zouden geloven en zien dat alles wat Hij deed serieus en oprecht werd gedaan, ging Hij zo ver dat Hij een rottend lijk tot leven wekte en liet zien dat zelfs de doden in zijn handen weer tot leven konden komen. Op deze manier verdroeg Hij zwijgend en verrichtte Hij Zijn verlossingswerk in hun midden. Nog voordat Jezus werd gekruisigd, had Hij reeds alle zonden van de mensheid op zich genomen en was Hij een zondoffer voor de mensheid geworden. Zelfs voordat Hij werd gekruisigd had Hij al de weg naar het kruis vrijgemaakt om de mensheid te verlossen. Uiteindelijk werd Hij aan het kruis genageld, offerde Hij Zichzelf op ter wille van het kruis en schonk Hij al Zijn genade, goedertierenheid en heiligheid aan de mensheid. Tegenover de mensheid bleef Hij altijd verdraagzaam, nooit wraakzuchtig, maar vergaf de mensen hun zonden, maande hen tot berouw en leerde hen om geduld te hebben, verdraagzaamheid en liefde. Zo konden zij in Zijn voetsporen treden en ook zichzelf opofferen ter wille van het kruis. Zijn liefde voor de broeders en zusters was nog groter dan Zijn liefde voor Maria. Het werk dat Hij deed, bestond in principe uit mensen genezen en demonen uitdrijven, alles ter wille van Zijn verlossing. Waarheen Hij ook ging, altijd bejegende Hij degenen die Hem volgden met gratie. Hij maakte armen rijk, liet verlamden weer lopen, gaf blinden het zicht terug en schonk doven het gehoor. Zelfs de geringste mensen, de behoeftigen en de zondaars nodigde Hij aan Zijn tafel, want nooit ging Hij hen uit de weg; Hij betoonde hen altijd geduld, en zei zelfs: “Als er ook maar één schaap, van de honderd, uit de kudde is afgedwaald, zal de goede herder de negenennegentig andere schapen achterlaten om het ene verdoolde schaap te zoeken; en als hij het gevonden heeft, verheugt hij zich uitbundig”. Jezus had Zijn volgelingen lief zoals een ooi haar lammeren liefheeft. Hoewel zij dwaas en onwetend waren en in Zijn ogen zondaars waren en verder de meest nederige leden van de samenleving, beschouwde Hij deze zondaren — die door anderen werden geminacht — als Zijn oogappels. Zijn liefde voor hen was zo groot dat Hij ter wille van hen Zijn leven gaf, als een lam dat op het altaar wordt geofferd. Hij betoonde Zich hun dienaar te midden van hen, liet Zich door hen gebruiken en slachten en onderwierp Zich onvoorwaardelijk aan hen. Voor Zijn volgelingen was Hij de liefdevolle Verlosser Jezus, maar de farizeeën, die het volk vanaf hun hoge spreekgestoelte de les lazen, betoonde Hij echter geen genade of liefdevolle vriendelijkheid, maar afkeer en verontwaardiging. Hij verrichtte weinig werk onder de farizeeën, maar beleerde en berispte hen af en toe. Hij begaf zich niet in hun midden om het werk van verlossing te doen, laat staan dat Hij wonderen onder hen verrichtte of tekenen toonde. Daarentegen schonk Hij Zijn volgelingen al Zijn genade en goedertierenheid, verdragend in het belang van deze zondaars tot het bittere einde, toen Hij aan het kruis genageld werd en vernedering onderging totdat Hij de gehele mensheid had verlost. Dit was de totale som van Zijn werk.
Zonder Jezus’ verlossingswerk zou de mensheid voorgoed in zonde zijn blijven leven en waren zij kinderen van de zonde geworden, afstammelingen van demonen. Als alles zo was gebleven, zou heel de aarde een woonplaats en verblijfplaats van Satan zijn geworden. Het verlossingswerk vereiste echter het schenken van genade en goedertierenheid aan de mensheid, want alleen zo kon haar vergeving worden geschonken en kon zij uiteindelijk het recht verwerven om compleet te worden gemaakt en volledig gewonnen. Zonder dit stadium van het werk had het zesduizendjarige managementplan niet vooruit kunnen gaan. Indien Jezus niet was gekruisigd en alleen mensen had genezen en hun demonen uitgedreven, zouden de mensen geen volledige vergeving van alle zonden hebben ontvangen. Gedurende de drieënhalf jaar durende periode waarin Jezus Zijn werk op aarde deed, heeft Hij slechts de helft van Zijn verlossingswerk volbracht. Vervolgens, door aan het kruis genageld te worden en gelijk te worden aan het zondige vlees, door te worden overgedragen aan de kwaadaardige, voltooide Hij het werk van de kruisiging en beheerste Hij het lot van de mensheid. Pas toen Hij was uitgeleverd in Satans handen verloste Hij de mensheid. Gedurende drieëndertig en een half jaar leed Hij op aarde, belachelijk gemaakt, belasterd en verlaten, zelfs tot het punt waarop Hij geen plaats had om Zijn hoofd neer te leggen, om Zijn lichaam rust te gunnen. Vervolgens, werd Hij met heel Zijn wezen – in een heilig en onschuldig lichaam – aan het kruis geslagen en verduurde Hij alle mogelijke vormen van lijden. De machthebbers hebben Hem bespot en Hem laten geselen; de soldaten van Rome hebben Hem zelfs in het gelaat gespuwd; toch verdroeg Hij al dit lijden zwijgend tot het einde toe en onderwierp Zich onvoorwaardelijk tot aan de dood, waarna Hij heel de mensheid verloste. Pas daarna was Hem rust vergund. Het werk dat Jezus heeft verricht vertegenwoordigt alleen het Tijdperk van Genade; het vertegenwoordigt niet het Tijdperk van de Wet. Ook is het geen vervanging voor het werk van de laatste dagen. Dit is de essentie van Jezus’ werk in het Tijdperk van Genade, het tweede tijdperk dat de mensheid heeft doorgemaakt – het Tijdperk van Verlossing.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het ware verhaal achter het werk van het Tijdperk van Verlossing
Toen Jezus kwam, deed Hij ook een deel van het werk van God en sprak Hij een aantal woorden, maar wat was het belangrijkste werk dat Hij volbracht? Wat Hij vooral volbracht was het werk van de kruisiging. Hij werd gelijk aan zondig vlees om het werk van de kruisiging te volbrengen en de gehele mensheid te verlossen, en het was in het belang van de gehele zonde van de mensheid dat Hij het offerlam voor onze zonden werd. Dit is het meest belangrijke werk dat Hij heeft volbracht. Uiteindelijk heeft Hij het pad naar het kruis vrijgemaakt om degenen die na Hem kwamen te leiden. Toen Jezus kwam, kwam Hij in de eerste plaats om het verlossingswerk te volbrengen. Hij heeft de gehele mensheid verlost en heeft het evangelie van het koninkrijk der hemelen naar de mensen gebracht en bovendien heeft Hij ook de weg naar het koninkrijk der hemelen voortgebracht. Als gevolg daarvan zeiden allen die na Hem kwamen: “We moeten het pad naar het kruis bewandelen en onszelf opofferen voor het kruis.” Jezus deed in het begin natuurlijk ook wat ander werk en Hij sprak enkele woorden zodat de mensen berouw zouden hebben over hun zonden en deze zouden belijden. Maar Zijn bediening was nog steeds de kruisiging en de drieënhalf jaar dat Hij preekte over de weg, waren ter voorbereiding op de kruisiging die daarna kwam. De verscheidene keren dat Jezus bad, waren ook in het belang van de kruisiging. Zijn leven als een normale man en de drieëndertig-en-een-half jaar die Hij op aarde leefde waren vooral van belang voor het volbrengen van het werk van de kruisiging. Ze waren bedoeld om Hem kracht te geven Zijn werk te doen, waardoor God het werk van de kruisiging aan Hem toevertrouwde.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alles wordt volbracht door het woord van God
Tijdens het Tijdperk van Genade was Jezus de God die de mens redde. Wat Hij had en waaruit Hij bestond, was genade, liefde, barmhartigheid, verdraagzaamheid, geduld, nederigheid, zorg en tolerantie, en zo’n groot onderdeel van het werk dat Hij deed was omwille van de verlossing van de mens. Zijn gezindheid was er één van barmhartigheid en liefde, en omdat Hij barmhartig en liefdevol was, moest Hij voor de mens aan het kruis genageld worden om te laten zien dat God de mens liefhad als Zichzelf, zozeer zelfs dat Hij Zichzelf volledig opofferde. Tijdens het Tijdperk van Genade was de naam van God Jezus, dat wil zeggen: God was een God die de mens redde, en Hij was een barmhartige en liefhebbende God. God was met de mens. Zijn liefde, Zijn barmhartigheid en Zijn verlossing waren met eenieder. Alleen door aanvaarding van de naam van Jezus en Zijn aanwezigheid kon de mens vrede en vreugde verkrijgen, en Zijn zegen, Zijn grote en talrijke genadegaven en Zijn redding ontvangen. Door de kruisiging van Jezus ontvingen al Zijn volgelingen verlossing en werden hun zonden vergeven. Tijdens het Tijdperk van Genade was Jezus de naam van God. Met andere woorden, het werk van het Tijdperk van Genade geschiedde voornamelijk onder de naam Jezus. Tijdens het Tijdperk van Genade werd God Jezus genoemd. Hij voerde een fase van nieuw werk uit die het Oude Testament oversteeg, en Zijn werk eindigde met de kruisiging. Dit was Zijn volledige werk.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De visie van Gods werk (3)
Zodra de tweede fase van Gods werk was voltooid − na de kruisiging − was Gods werk volbracht om de mens van zonde terug te winnen (dat wil zeggen: de mens uit de handen van Satan terug te winnen). Vanaf dat moment hoefde de mens alleen maar de Heer Jezus als de Heiland aan te nemen voor de vergeving van zijn zonden. De zonden van de mens waren zogezegd geen belemmering meer om het heil te verkrijgen en tot God te komen. Satan kon ze ook niet meer ter beschuldiging tegen de mens inbrengen. God had namelijk Zelf het echte werk gedaan. Hij was in de gedaante van het zondige vlees gekomen en God was Zelf het zondoffer. Op die manier kwam de mens van het kruis af, verlost en gered dankzij het vlees van God, de gelijkenis van dit zondige vlees. De mens kwam zo na de gevangenschap door Satan een stap dichter bij het aanvaarden van de verlossing voor Gods aangezicht. Deze fase van het werk was uiteraard het management van God, één stap verder dan het Tijdperk van de Wet en van een dieper niveau dan het Tijdperk van de Wet.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Bijlage 3: De mens kan alleen gered worden onder Gods management
(3) Het doel en de betekenis van Gods werk in het Tijdperk van het Koninkrijk
Relevante woorden van God:
Toen Jezus in de wereld kwam, bracht Hij het Tijdperk van Genade en maakte Hij een einde aan het Tijdperk van de Wet. In de laatste dagen werd God nogmaals vlees. Toen Hij dit keer vlees werd, maakte Hij een einde aan het Tijdperk van Genade en bracht Hij het Tijdperk van het Koninkrijk. Allen die de tweede vleeswording van God aanvaarden, worden in het Tijdperk van het Koninkrijk ingeleid en kunnen de leiding van God persoonlijk aanvaarden. Jezus deed veel werk onder de mens, maar voltooide alleen de verlossing van alle mensen en werd het zondoffer van de mens. Hij ontdeed de mens niet van heel zijn verdorven gezindheid. Om de mens volledig van de invloed van Satan te redden, was het niet alleen vereist dat Jezus de zonden van de mensheid als zondoffer op Zich nam, maar ook dat God nog belangrijker werk uitvoerde om de mens volledig te ontdoen van zijn gezindheid die door Satan was verdorven. Daarom keerde God nadat de zonden van de mensen waren vergeven terug in het vlees om de mens naar een nieuw tijdperk te leiden. Hij begon het werk van tuchtiging en oordeel, waardoor de mens in een hogere sfeer terechtkwam. Iedereen die zich aan Zijn heerschappij onderwerpt, zal een hogere waarheid genieten en een rijkere zegen ontvangen. Ze zullen echt in het licht leven en de waarheid, de weg en het leven verkrijgen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Voorwoord
Voordat de mens werd verlost, waren al heel wat soorten vergif van Satan bij hem ingebracht en na duizenden jaren door Satan verdorven te zijn, is er bij hem een natuur ontstaan die zich tegen God verzet. Dat betekent dat toen de mens was verlost, dat niets meer dan een zaak van verlossing was, waarbij de mens tegen een hoge prijs gekocht was, maar waarbij de giftige natuur binnenin hem niet was geëlimineerd. De mens die zo bezoedeld is, moet een verandering ondergaan voordat hij het waard is om God te dienen. Door middel van dit werk van oordeel en tuchtiging zal de mens volledig de vuile en verdorven essentie van zichzelf leren kennen en hij zal volledig kunnen veranderen en gezuiverd kunnen worden. Alleen op deze manier kan de mens waardig worden om voor de troon van God terug te keren. Al het werk dat op deze dag wordt gedaan, is dusdanig dat de mens gezuiverd en veranderd kan worden. Door het oordeel en de tuchtiging door het woord en door de loutering kan de mens zijn verdorvenheid uitdelgen en rein worden gemaakt. Beter nog dan deze werkfase als een fase van redding te beschouwen, zou het treffender zijn om te zeggen dat deze het werk is van zuivering. Waarachtig, deze fase is een fase van overwinning, en ook de tweede fase in het reddingswerk. Het is door het oordeel en de tuchtiging van het woord dat de mens kan worden gewonnen door God en het is door het gebruik van het woord om te louteren, te oordelen en te onthullen, zodat alle onzuiverheden, opvattingen, motieven en persoonlijke aspiraties in het hart van de mens volledig bekend worden. Ondanks alles waarvan de mens wellicht verlost is en waarvan zijn zonden hem vergeven zijn, kan dit alleen worden opgevat in de zin dat God Zich de overtredingen van de mens niet herinnert en hem niet overeenkomstig behandelt. Wanneer de mens, die leeft in een lichaam van vlees, echter niet van zonde is vrijgemaakt, kan hij alleen maar blijven zondigen en eindeloos zijn verdorven satanische gezindheid blijven openbaren. Dit is het leven dat de mens leidt: een eindeloze cyclus van zondigen en vergeven worden. De meeste mensen zondigen overdag en belijden dit ’s avonds weer. Zelfs als het zondoffer voor de mens voor altijd van kracht blijft, zal het de mens op deze manier niet redden van de zonde. Slechts de helft van het reddingswerk is afgerond, want de gezindheid van de mens is nog steeds verdorven. […] Het is niet gemakkelijk voor de mens om zich van zijn zonden bewust te worden. Hij kan zijn eigen diepgewortelde natuur niet herkennen en moet vertrouwen op het oordeel van het woord om dit te bereiken. Alleen zo kan de mens geleidelijk vanaf dit punt veranderen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)
Het werk van de laatste dagen is het spreken van woorden. Woorden kunnen grote veranderingen teweegbrengen in de mens. De veranderingen die in deze mensen plaatsvinden na het aanvaarden van deze woorden, zijn veel groter dan de veranderingen die plaatsvinden na het aanvaarden van de wonderen en tekenen in het Tijdperk van Genade. Want in het Tijdperk van Genade werden demonen uitgedreven door gebed en oplegging van handen, maar de verdorven gezindheid binnenin de mens bleef aanwezig. De mens werd genezen van ziekte en zijn zonden werden hem vergeven, maar het werk moest nog worden verricht om de mens vrij te maken van de verdorven satanische gezindheid binnenin hem. Alleen vanwege zijn geloof werd de mens gered en werden zijn zonden hem vergeven, maar de zondige natuur van de mens was niet weggevaagd en bleef nog steeds in hem. De zonden van de mens werden vergeven door bemiddeling van de vleesgeworden God, maar dit wil niet zeggen dat de mens geen zonde meer in zich heeft. De zonden van de mens konden door het zondoffer worden vergeven, maar voor het probleem hoe de mens dan niet meer tot zonde kan worden gebracht, en hoe zijn zondige natuur volledig kan worden weggevaagd en getransformeerd, voor dat probleem heeft hij geen oplossing. De zonden van de mens werden vergeven en dit is het gevolg van het werk van Gods kruisiging, maar de mens bleef leven in de verdorven satanische gezindheid van weleer. Dit is de reden dat de mens volledig moet worden gered van zijn verdorven satanische gezindheid, zodat zijn zondige natuur volledig kan worden weggevaagd en niet meer zal opkomen, waardoor de gezindheid van de mens kan worden getransformeerd. Hiertoe moet de mens het pad naar groei in het leven, de weg van leven en de weg naar verandering van gezindheid begrijpen. Bovendien moet de mens handelen in overeenstemming met dit pad, zodat zijn gezindheid geleidelijk kan veranderen en hij kan leven in het schijnende licht, zodat al wat hij doet in overeenstemming is met de wil van God, zodat hij zijn verdorven satanische gezindheid kan uitbannen en hij kan losbreken van Satans duistere invloed en volledig van de zonde zal loskomen. Alleen dan zal de mens volledige redding ontvangen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het mysterie van de vleeswording (4)
Het werk van de laatste dagen is onder allen een scheiding aan te brengen naar gelang hun soort, om het managementplan van God af te ronden, want de tijd is nabij en de dag van God is gekomen. God brengt iedereen die Zijn koninkrijk is binnengegaan, dat wil zeggen, iedereen die Hem tot het einde toe trouw is gebleven, het tijdperk van God Zelf binnen. Nochtans, voordat het tijdperk van God Zelf is aangebroken, is het werk dat God zal doen niet het observeren van de daden van de mens of het informeren naar het leven van de mens, maar het oordelen van zijn opstandigheid, want God zal al diegenen die voor Zijn troon komen zuiveren. Al diegenen die God in Zijn voetstappen gevolgd zijn tot aan deze dag zijn degenen die voor de troon van God gekomen zijn, en om die reden wordt ieder afzonderlijk individu dat Gods werk in de laatste fase accepteert, het onderwerp van Gods zuivering. Met andere woorden, iedereen die Gods werk in de laatste fase accepteert is het onderwerp van Gods oordeel.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Christus doet het werk van het oordeel met de waarheid
In de huidige incarnatie is Gods werk in de eerste plaats om Zijn gezindheid door middel van tuchtiging en oordeel uit te drukken. Met dit als basis brengt Hij meer waarheid tot de mens, laat Hij meer manieren zien om dingen in de praktijk te brengen, en zo bereikt Hij Zijn doel om de mens te overwinnen en te redden van zijn verdorven gezindheid. Dit is de achtergrond van het werk van God in het Tijdperk van het Koninkrijk.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Voorwoord
In de laatste dagen gebruikt Christus een verscheidenheid aan waarheden om de mens te onderwijzen, het wezen van de mens te ontmaskeren, en zijn woorden en daden te ontleden. Deze woorden omvatten verscheidene waarheden, zoals de plicht van de mens, hoe de mens God moet gehoorzamen, hoe de mens trouw moet zijn aan God, hoe de mens een normale menselijkheid moet naleven, alsook de wijsheid en de gezindheid van God, enzovoort. Deze woorden doelen allemaal op het wezen van de mens en zijn verdorven gezindheid. In het bijzonder die woorden die aan de kaak stellen hoe de mens God versmaadt, worden gesproken in verband met hoe de mens een belichaming van Satan is en een vijandelijke macht tegen God. Door het ondernemen van Zijn werk van oordeel, maakt God niet zonder meer de natuur van de mens duidelijk met slechts een paar woorden; over een langer tijdsbestek houdt Hij Zich bezig met ontmaskeren, behandelen en snoeien. Deze methoden van ontmaskering, behandelen en snoeien kunnen niet vervangen worden door gewone woorden, maar met de waarheid die de mens in het geheel niet bezit. Alleen dit soort methoden wordt beschouwd als oordeel; alleen door middel van dit soort oordeel kan de mens onderworpen worden en grondig overtuigd worden om zich aan God te onderwerpen, en daarenboven ware kennis van God vergaren. Wat het werk van oordeel teweegbrengt is het begrip van de mens van het ware gezicht van God en de waarheid over zijn eigen opstandigheid. Door het werk van oordeel vergaart de mens veel begrip over de wil van God, over het doel van Gods werk, en over de mysteriën die onbegrijpelijk voor hem zijn. Het laat de mens ook zijn verdorven essentie herkennen en kennen en de wortels van zijn verdorvenheid, alsmede de afstotelijkheid van de mens ontdekken. Deze resultaten worden allemaal verkregen door het werk van oordeel, want de essentie van dit werk is eigenlijk het werk van het openleggen van de waarheid, de weg en het leven van God voor al degenen die geloof in Hem hebben. Dit werk is het werk van oordeel gedaan door God.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Christus doet het werk van het oordeel met de waarheid
God verricht het werk van oordeel en tuchtiging zodat de mens kennis van Hem kan verkrijgen, en omwille van Zijn getuigenis. Zonder Zijn oordeel over de verdorven gezindheid van de mens, zou de mens Zijn rechtvaardige gezindheid die geen belediging duldt, onmogelijk kunnen kennen en zijn oude kennis van God niet in een nieuwe kunnen veranderen. Omwille van Zijn getuigenis, en omwille van Zijn management, maakt Hij Zijn totaliteit openbaar, en door Zijn publieke verschijning stelt Hij de mens in staat kennis van God te bereiken, veranderd te worden in zijn gezindheid, en een klinkend getuigenis van God af te leggen. De verandering van de gezindheid van de mens wordt bereikt door verschillende soorten van Gods werk; zonder zulke veranderingen in zijn gezindheid zou de mens niet in staat zijn om een getuigenis van God af te leggen en zou hij niet iemand naar Gods hart kunnen zijn. Veranderingen in de menselijke gezindheid betekenen dat de mens zich heeft bevrijd van de slavernij van Satan en van de invloed van duisternis en werkelijk een model en voorbeeld van Gods werk is geworden, een getuige van God en iemand naar Gods hart. Tegenwoordig is de vleesgeworden God gekomen om Zijn werk op aarde te verrichten, en Hij eist dat de mensen kennis over Hem verwerven, gehoorzaamheid aan Hem tonen, een getuigenis van Hem afleggen – Zijn praktische en normale werk kennen, al Zijn woorden en werk gehoorzamen die niet overeenstemmen met de opvattingen van de mens, en getuigen van al het werk dat Hij doet om de mens te redden, en alle daden die Hij verricht om de mens te overwinnen. Degenen die getuigen van God, moeten kennis van God hebben; alleen dit soort getuigenis is accuraat en echt, en alleen dit soort getuigenis kan Satan beschaamd doen staan. God gebruikt degenen die Hem hebben leren kennen door Zijn oordeel en tuchtiging, aanpak en snoei te ondergaan, om een getuigenis van Hem af te leggen. Hij gebruikt degenen die verdorven zijn door Satan om een getuigenis van Hem af te leggen, en zo ook gebruikt Hij degenen wiens gezindheid is veranderd en die aldus Zijn zegeningen hebben verkregen, om een getuigenis van Hem af te leggen. Hij heeft de mens niet nodig om Hem met zijn mond te prijzen, noch heeft Hij de lof en de getuigenis nodig van het soort van Satan, mensen die niet door Hem gered zijn. Alleen degenen die God kennen, zijn gekwalificeerd om een getuigenis van Hem af te leggen, en alleen degenen die veranderd zijn in hun gezindheid, zijn gekwalificeerd om een getuigenis van Hem af te leggen. God zal niet toestaan dat de mens opzettelijk schande brengt over Zijn naam.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alleen zij die God kennen, kunnen een getuigenis van God afleggen
In het Tijdperk van het Koninkrijk gebruikt God het woord om een nieuw tijdperk in te luiden, om Zijn werkmethode te veranderen en om het werk voor het gehele tijdperk uit te voeren. Dit is het beginsel op grond waarvan God werkt in het Tijdperk van het Woord. Hij werd vlees om vanuit verschillende perspectieven te spreken en stelde de mens in staat God werkelijk te zien, God die het Woord is dat verschijnt in het vlees, en Zijn wijsheid en wonderbaarlijkheid te aanschouwen. Zulk werk wordt uitgevoerd om de doelen het overwinnen van de mens, het vervolmaken van de mens en de eliminatie van de mens beter te verwezenlijken. Dit is de werkelijke betekenis van het gebruik van het woord voor het werk in het Tijdperk van het Woord. Door het woord leert de mens het werk van God, de gezindheid van God, de essentie van de mens en waar de mens binnen moet gaan kennen. Door het woord komt het werk dat God in het Tijdperk van het Woord wenst te doen volledig tot bloei. Door het woord wordt de mens ontmaskerd, geëlimineerd en beproefd. De mens heeft het woord gezien, het woord gehoord en is zich bewust geworden van het bestaan van het woord. Als gevolg hiervan gelooft hij in het bestaan van God, in de almacht en wijsheid van God, alsook in Gods liefde voor de mens en Zijn verlangen de mens te redden. Hoewel het woord ‘woord’ eenvoudig en alledaags is, schudt het woord uit de mond van de vleesgeworden God het gehele universum op. Het transformeert het hart, de opvattingen en de oude gezindheid van de mens, en verandert de manier waarop de hele wereld er tot dan toe uitzag. Door de eeuwen heen is het alleen de God van dit moment die op deze manier werkt, en alleen Hij spreekt aldus en komt om de mens aldus te redden. Vanaf deze tijd leeft de mens onder de leiding van het woord en wordt geweid en onderhouden door het woord. De hele mensheid is in de wereld van het woord komen te leven, binnen de vervloekingen en zegeningen van Gods woord, en er zijn nu zelfs nog meer mensen die onder het oordeel en de tuchtiging van het woord zijn komen te leven. Deze woorden en dit werk zijn er alle ten behoeve van de redding van de mens, ten behoeve van het vervullen van Gods wil en ten behoeve van het veranderen van het oorspronkelijke uiterlijk van de wereld van de oude schepping. God schiep de wereld met het woord, leidt mensen uit het gehele universum met Zijn woord, en overwint en redt hen opnieuw met het woord. Tenslotte zal Hij het woord gebruiken om een einde te maken aan de gehele oude wereld. Alleen dan is het managementplan geheel voltooid.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Het Tijdperk van het Koninkrijk is het Tijdperk van het Woord
Tijdens het Tijdperk van het Koninkrijk spreekt de vleesgeworden God woorden om allen die in Hem geloven te overwinnen. Dit is ‘het verschijnen van het Woord in het vlees’. God is gekomen tijdens de laatste dagen om dit werk te doen, dat wil zeggen: Hij is gekomen om de werkelijke betekenis van ‘het verschijnen van het Woord in het vlees’ te vervullen. Hij spreekt enkel woorden en maar zelden komen er feiten. Dit is wat het verschijnen van het Woord in het vlees inhoudt en wanneer de vleesgeworden God Zijn woorden spreekt, is dit de verschijning van het Woord in het vlees en komt het Woord in het vlees. “In het begin was het Woord, het Woord was bij God, het Woord was God en het Woord is vlees geworden.” Dit (het werk van het verschijnen van het Woord in het vlees) is het werk dat God in de laatste dagen zal volbrengen en dit is het laatste hoofdstuk van Zijn gehele managementplan en daarom moet God op aarde komen en Zijn woorden in het vlees zichtbaar maken. Dat wat vandaag gedaan is, dat wat in de toekomst gedaan zal worden, dat wat God zal volbrengen, de eindbestemming van de mens, zij die gered zullen worden, zij die verwoest zullen worden, enzovoorts – dit werk dat uiteindelijk volbracht zal moeten worden is allemaal duidelijk aangegeven en dit alles is bedoeld om de daadwerkelijke betekenis van het verschijnen van het Woord in het vlees te vervullen. De bestuurlijke decreten en statuten die eerder werden uitgebracht, zij die verwoest zullen worden, zij die de rust zullen binnengaan – deze woorden moeten allemaal in vervulling gaan. Dit is het werk dat de vleesgeworden God in de eerste plaats volbrengt tijdens de laatste dagen. Hij helpt mensen te begrijpen waar degenen die door God voorbestemd zijn thuishoren en waar degenen die niet door God voorbestemd zijn thuishoren, hoe Zijn volkeren en zonen gerangschikt zullen worden, wat er met Israël zal gebeuren, wat er met Egypte zal gebeuren; in de toekomst zullen al deze woorden in vervulling gaan. De stappen van het werk van God versnellen. God gebruikt het woord als middel om aan de mens duidelijk te maken wat er in elk tijdperk moet gebeuren, wat de vleesgeworden God van de laatste dagen moet doen, Zijn bediening die uitgevoerd moet worden, en deze woorden zijn allen bedoeld om de daadwerkelijke betekenis van het verschijnen van het Woord in het vlees te vervullen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alles wordt volbracht door het woord van God
De God van de laatste dagen gebruikt in de eerste plaats het woord om mensen te vervolmaken. Hij gebruikt geen tekenen en wonderen om mensen te onderwerpen of te overtuigen; daarmee kan de kracht van God niet zichtbaar gemaakt worden. Als God alleen tekenen en wonderen zou laten zien, dan zou het onmogelijk zijn om de werkelijkheid van God over te brengen, en zou het daarom dus ook onmogelijk zijn om de mens te vervolmaken. God vervolmaakt de mens niet door middel van tekenen en wonderen, maar Hij gebruikt het woord om mensen te voeden en te leiden, waarna de volledige gehoorzaamheid van de mens en de kennis die de mens heeft van God, tot stand worden gebracht. Dit is het doel van het werk dat Hij doet en de woorden die Hij spreekt. God laat geen tekenen en wonderen zien om zo de mens te vervolmaken, Hij gebruikt woorden en verschillende werkwijzen om mensen te vervolmaken. Of het nu door loutering, behandeling, snoeien, of het voorzien van woorden is, God spreekt vanuit veel verschillende perspectieven om mensen te vervolmaken en om mensen een groter besef te geven van het werk, de wijsheid en de wonderbaarlijkheid van God. […] Ik heb eerder gezegd dat een groep overwinnaars in het Oosten is gewonnen. Overwinnaars die uit de grote beproeving komen. Wat betekenen deze woorden? Ze betekenen dat deze mensen, die gewonnen zijn, pas echt gehoorzaam waren, nadat zij het oordeel en de tuchtiging, de behandeling en het snoeien, en allerlei vormen van loutering hadden ondergaan. Het geloof van dit soort mensen is niet vaag en abstract, maar oprecht. Zij hebben geen tekenen en wonderen gezien, of mirakels; zij spreken niet over duistere letters en doctrines, of diepzinnige inzichten; in plaats daarvan hebben zij realiteit, de woorden van God, en een waarlijke kennis van de werkelijkheid van God. Is zo’n groep niet veel beter in staat om de kracht van God duidelijk te maken?
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Alles wordt volbracht door het woord van God
De laatste dagen zijn al aangebroken. Alle dingen in de schepping zullen worden geclassificeerd naar soort en ingedeeld in verschillende categorieën op basis van hun aard. Dit is het moment waarop God de uitkomst van de mensheid en haar bestemming onthult. Als mensen geen tuchtiging en oordeel ondergaan, kan hun ongehoorzaamheid en ongerechtigheid niet aan het licht gebracht worden. Alleen door tuchtiging en oordeel kan de uitkomst van de hele schepping geopenbaard worden. De mens toont zijn ware aard pas wanneer hij wordt getuchtigd en geoordeeld. Het kwaad zal bij het kwaad worden geplaatst, het goede bij het goede, en de gehele mensheid zal naar soort worden ingedeeld. Door tuchtiging en oordeel zal de uitkomst van de hele schepping worden geopenbaard, opdat de kwaden gestraft kunnen worden en de goeden beloond en alle mensen onderworpen worden aan de heerschappij van God. Al dit werk moet bereikt worden door rechtvaardige tuchtiging en oordeel. Omdat de verdorvenheid van de mens een hoogtepunt heeft bereikt en zijn ongehoorzaamheid buitengewoon buitensporig is geworden, kan alleen Gods rechtvaardige gezindheid, die hoofdzakelijk bestaat uit tuchtiging en oordeel en die in de laatste dagen wordt geopenbaard, de mens volledig transformeren en compleet maken. Alleen deze gezindheid kan het kwaad blootleggen en zo alle onrechtvaardigen zwaar straffen.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, De visie van Gods werk (3)
Degenen die in staat zijn stand te houden tijdens Gods werk van oordeel en tuchtiging gedurende de laatste dagen – dat wil zeggen, tijdens het afsluitende zuiveringswerk – zullen diegenen zijn die de definitieve rust met God in zullen gaan; daarom zullen degenen die de rust ingaan allemaal bevrijd zijn van de invloed van Satan en pas gewonnen worden door God nadat ze Zijn afsluitende zuiveringswerk hebben ondergaan. Deze mensen die uiteindelijk door God zijn gewonnen, zullen de definitieve rust ingaan. De essentie van Gods werk van tuchtiging en oordeel is om de mensheid te zuiveren en het is voor de dag van definitieve rust. Anders zal de hele mensheid niet in staat zijn haar eigen soort te volgen of de rust binnen te gaan. Dit werk is de enige weg van de mensheid om de rust in te gaan. Alleen Gods zuiveringswerk zal de mensheid van haar ongerechtigheid reinigen en alleen Zijn werk van tuchtiging en oordeel zal die ongehoorzame dingen onder de mensheid aan het licht brengen en daardoor degenen scheiden die gered kunnen worden van hen die dat niet kunnen, en zij die zullen overblijven van degenen die dat niet zullen. Wanneer dit werk klaar is, zullen de mensen die mogen blijven bestaan allen worden gezuiverd en een hogere staat van mensheid binnengaan waarin zij zullen genieten van een meer wonderbaarlijk tweede menselijk leven op aarde; met andere woorden, ze zullen de rustdag van de mensheid ingaan en samenleven met God. Nadat degenen die niet kunnen blijven tuchtiging en oordeel hebben ondergaan, zullen hun oorspronkelijke vormen volledig worden geopenbaard, waarna ze allemaal vernietigd zullen worden en, net als Satan, niet meer op de aarde mogen overleven. De mensheid van de toekomst zal niet langer dit soort mensen bevatten; deze mensen zijn niet geschikt om het land van de definitieve rust binnen te gaan, noch zijn ze geschikt om de dag van rust in te gaan die God en de mens zullen delen, omdat ze het mikpunt van straf zijn, ze zijn goddeloos en ze zijn geen rechtvaardige mensen. Ze waren ooit verlost en ze waren ook geoordeeld en getuchtigd; ze hadden ooit ook diensten verleend aan God, maar wanneer de laatste dag komt, zullen ze nog steeds worden geëlimineerd en vernietigd vanwege hun eigen slechtheid en vanwege hun eigen ongehoorzaamheid en onherstelbaarheid. Zij zullen niet langer bestaan in de wereld van de toekomst en ze zullen niet langer bestaan onder het menselijk ras van de toekomst. Op het moment dat de heiligen onder de mensheid de rust ingaan, zullen alle kwaaddoeners en iedereen die niet gered is, worden vernietigd, ongeacht of zij de geesten van de doden zijn of degenen die nog leven in het vlees. Ongeacht tot welk tijdperk deze kwaadwillende geesten en kwaadwillende mensen of de geesten van rechtvaardige mensen en de mensen die rechtvaardige dingen doen behoren, alle kwaaddoeners zullen worden vernietigd en alle rechtvaardige mensen zullen overleven. Of een persoon of een geest verlossing ontvangt, wordt niet volledig bepaald op basis van het werk van het laatste tijdperk, maar wordt met name bepaald op basis van het feit of ze zich hebben verzet tegen of ongehoorzaam zijn geweest aan God. Als mensen in het vorige tijdperk kwaad deden en niet gered konden worden, zouden ze ongetwijfeld doelwitten voor straf zijn. Als mensen in dit tijdperk kwaad doen en niet gered kunnen worden, zijn ze ook met zekerheid doelwitten voor straf. Mensen worden gescheiden op basis van goed en kwaad, niet op basis van het tijdperk. Eenmaal gescheiden op basis van goed en kwaad, worden mensen niet onmiddellijk gestraft of beloond; het zal eerder zo zijn dat God Zijn werk pas zal uitvoeren, waarin Hij het kwaad bestraft en het goede beloont, nadat Hij de uitvoering van Zijn werk van overwinning in de laatste dagen heeft beëindigd. In feite heeft Hij goed en kwaad altijd al gebruikt om de mensheid te scheiden sinds Hij Zijn werk onder de mensheid verrichtte. Hij zal alleen de rechtvaardigen belonen en de goddelozen straffen na afronding van Zijn werk, in plaats van de slechten en de rechtvaardigen te scheiden als afronding van Zijn werk aan het einde en dan meteen Zijn werk van het straffen van het kwaad en het belonen van het goede in gang te zetten. Zijn uiteindelijke werk om kwaad te straffen en goed te belonen, strekt geheel en al tot doel de hele mensheid volledig te zuiveren, zodat Hij een volstrekt heilige mensheid in eeuwige rust kan brengen. Deze fase van Zijn werk is Zijn meest cruciale werk. Het is de laatste fase van Zijn volledige managementwerk. Als God de goddelozen niet zou vernietigen, maar hen toch zou behouden, dan zou de hele mensheid nog steeds niet in staat zijn om de rust in te gaan en God zou niet in staat zijn om de hele mensheid naar een beter koninkrijk te brengen. Dit soort werk zou dan niet helemaal af zijn. Als Hij klaar is met Zijn werk, zal de hele mensheid volkomen heilig zijn. Alleen op deze manier kan God vredig in rust leven.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, God en de mens zullen gezamenlijk de rust ingaan
Aangezien God de mens schiep, zal Hij ervoor zorgen dat de mens Hem aanbidt; aangezien Hij de oorspronkelijke functie van de mens wil herstellen, zal Hij haar volledig herstellen, zonder enige vervalsing. Zijn gezag herstellen, betekent dat Hij ervoor zorgt dat de mens Hem aanbidt en Hem gehoorzaamt; het betekent dat Hij de mens doet leven vanwege Hem en dat Hij Zijn vijanden doet vergaan vanwege Zijn gezag; het betekent dat Hij elk laatste deel van Zichzelf zal laten voortduren onder mensheid, zonder enig verzet van de mens. Het koninkrijk dat Hij wenst te vestigen is Zijn eigen koninkrijk. De mensheid die Hij wenst is er een die Hem aanbidt, een die Hem volledig gehoorzaamt en Zijn glorie omvat. Als Hij de verdorven mensheid niet redt, zal de betekenis van Zijn schepping van de mensheid op niets uitlopen; Hij zal geen gezag meer onder de mensen hebben en Zijn koninkrijk zal niet langer op aarde kunnen bestaan. Als Hij de vijanden die Hem ongehoorzaam zijn niet vernietigt, zal Hij niet in staat zijn om Zijn volledige glorie te verkrijgen, noch zal Hij Zijn koninkrijk op aarde kunnen vestigen. Dit zijn de tekenen van de voltooiing van Zijn werk en de tekenen van Zijn grote prestatie: degenen onder de mensheid die ongehoorzaam aan Hem zijn volledig vernietigen en degenen die compleet gemaakt zijn de rust in te laten gaan.
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, God en de mens zullen gezamenlijk de rust ingaan
Naarmate mijn woorden voltooid worden, wordt het koninkrijk langzamerhand gevormd op aarde en wordt de mens geleidelijk teruggebracht naar de normaliteit en zo zal op aarde het koninkrijk van mijn hart ontstaan. In het koninkrijk krijgen alle mensen van God het leven van de normale mens terug. De ijzige winter zal over zijn en plaatsmaken voor een wereld van steden van lente, waar het lente is het hele jaar door. Niet langer worden mensen geconfronteerd met de sombere, miserabele mensenwereld, niet langer hoeven ze de koude rillingen van de mensenwereld te doorstaan. Mensen vechten niet met elkaar, landen trekken niet ten oorlog tegen elkaar, niet langer zullen er bloedbaden zijn en het bloed dat uit bloedbaden vloeit; alle landen zijn vol van geluk en overal is er warmte tussen de mensen. Ik beweeg door de wereld heen, ik geniet vanaf mijn troon, ik leef tussen de sterren. En de engelen bieden mij nieuwe liederen en nieuwe dansen aan. Niet langer doet hun eigen broosheid tranen lopen over hun gezichten. Niet langer hoor ik, voor mij, het geluid van huilende engelen en niet langer klaagt er wie dan ook over ellende tegen mij. Vandaag leven jullie allen voor mij; morgen zullen jullie bestaan in mijn koninkrijk. Is dat niet de grootste zegening die ik de mens kan schenken?
Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 20
De bijbelteksten zijn ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap.
Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.