De overdenkingen van een ‘goede leider’

26 oktober 2022

Door Rubylen, Filipijnen

Van kinds af aan hebben mijn ouders me geleerd vriendelijk te zijn tegen mensen en een toegankelijk en empathisch mens te zijn. Als de mensen om me heen problemen of tekortkomingen hadden, kon ik dat niet in hun gezicht zeggen en moest ik aan hun waardigheid denken. Door deze opvoeding had ik nooit conflicten of discussies met anderen en de mensen om me heen vonden me een goed mens was en hadden graag met me te maken. Ik dacht ook dat het goed was om zo met mensen om te gaan. Nadat ik in God ging geloven, was dit nog steeds de manier waarop ik met mensen kon opschieten. Vooral toen ik kerkleider werd, vond ik dat ik vriendelijk moest zijn voor anderen en hen nooit lichtvaardig van fouten moest beschuldigen. Zo zouden de goede verhoudingen tussen ons niet worden verstoord en wilden ze goed met me opschieten en prezen ze me als beminnelijk en een goede leider.

Later ontdekte ik dat een groepsleider, zuster Joan, haar plicht deed zonder enige last te dragen. Ik herinnerde haar er vaak aan: “Als groepsleider zou je de gesteldheid van je broeders en zusters moeten begrijpen en het werk van de groep volgen.” Maar dat deed ze nog steeds niet, dus moest ik haar er nog een keer aan herinneren en haar naar de reden vragen. Ze zei dat ze slechts één uur vrije tijd had maar dat ze die gebruikte voor Facebook en filmpjes, dus volgde ze niets. Toen ik dit hoorde, was ik boos en dacht: je bent zo lui en draagt helemaal geen last. Als de broeders en zusters niet naar bijeenkomsten komen, kom je niet op het idee ze te steunen! Ik wilde haar aanpakken voor aanmodderen met haar plicht en voor onverantwoordelijkheid. Maar als ik haar aanpakte, dacht ik dat ze zich van me zou verwijderen en zeggen dat ik geen goede, toegankelijke leider was. Ik wilde onze harmonieuze verhouding niet verknoeien, dus in plaats van haar aan te pakken, moedigde ik haar aan. Ik zei: “Je kunt dit uur vrije tijd gebruiken om te proberen de gesteldheid van je broeders en zusters te begrijpen. Dan kun je plicht goed doen.” Ze deed het een paar dagen goed, maar hetzelfde probleem bleef terugkomen. Door de manier waarop ze maar bleef aanmodderen met haar plicht kwamen er steeds meer nieuwkomers onregelmatig naar de bijeenkomsten en sommige nieuwkomers namen helemaal niet meer de moeite. Ik was zo boos. Deze groepsleider was zo onverantwoordelijk! Ik wilde haar echt aanpakken. Maar als ik eraan dacht dat ze afstand zou nemen van mij, zei ik niets. Ik moest de nieuwkomers zelf begieten en ondersteunen. Toen ik de nieuwkomers sprak, kwam ik erachter dat ze niet naar de bijeenkomsten kwamen omdat er zich veel onopgeloste problemen voordeden. Maar Joan had me verteld dat ze niet op berichten reageerden. Toen ik haar houding ten opzichte van haar plicht zag, wilde ik haar echt aanpakken. Ik wilde haar de ernstige gevolgen van haar gebrek aan verantwoordelijkheid laten inzien. Maar ik wilde ook een goede leider zijn, die beminnelijk en toegankelijk was, dus veranderde ik van gedachten en zei juist bemoedigende dingen tegen haar. En dus veranderde ze nooit. Bij een bijeenkomst klaagde Joan: “Ik ben al lang in de groep. Waarom ben ik nog niet gepromoveerd?” Toen ik hoorde wat Joan zie, dacht ik: je bent zo lui, je moddert aan met je plicht en je bent onverantwoordelijk. Hoe kun je ooit worden gepromoveerd? Hoewel ik kwaad op haar was, troostte ik haar en zei: “Bij elke plicht die we vervullen, doen we dat vanwege Gods soevereine schikking. Hoewel we allemaal verschillende plichten hebben, begieten we allemaal nieuwkomers en ervaren we Gods werk.” Ik dacht dat dit haar het gevoel zou geven dat ik haar begreep en om haar gaf en dat ik een goede leider was. Ondanks dat ik dus de problemen van anderen zag, stelde ik ze nooit aan de kaak en pakte ze niet aan. In plaats daarvan zei ik iets aardigs om hen te troosten en aan te moedigen. Ik dacht dat dit mijn goede imago van toegankelijkheid in ieders hart in stand kon houden.

Een andere keer konden de evangeliediaken Edna en groepsleider Anne niet goed met elkaar opschieten. Edna zei boos tegen me: “Anne is zo lui. Ik vroeg naar de gesteldheid en moeilijkheden van de mensen in haar groep, en ze antwoordde heel laat. Als ik hun gesteldheid niet kan bijhouden, doet zij haar plicht niet goed.” Ik wist dat Edna een nogal arrogante gezindheid had en ze vaak op een commanderende of eisende toon sprak, wat moeilijk werd geaccepteerd en dat trots van belang was voor Anne. Waarschijnlijk had ze Edna’s toon gehoord en kon die niet accepteren en reageerde daarom niet. Hier wilde ik Edna op wijzen, maar ik wilde ook niet dat ze gekwetst zou worden of dacht dat ik haar niet begreep. Dus zei ik op vriendelijke toon: “Misschien had Anne het druk en heeft ze je bericht niet gezien.” Daarna ging ik naar Anne en ongelukkig zei ze: “Edna is zo arrogant. Ze stelt eisen aan hoe ik mijn plicht doe. Daarom wil ik niet op haar berichten reageren.” Ik zag dat ze geen advies wilde aannemen en wilde haar hier aan herinneren, maar ik maakte me zorgen dat ze dat niet zou accepteren en het de harmonie tussen ons teniet zou doen. Dus zei ik: “Misschien heb je Edna verkeerd begrepen. Ze wil gewoon dat je je plicht goed doet.” Ik sprak alleen troostende en aansporende woorden tegen hen en wees hen niet op hun problemen. Geen van beiden begreep zichzelf. Edna kon niet verder met Annes werk en Anne voelde zich tekortgedaan en vond dat ze haar plicht niet kon doen. Ik wist dat ik mijn verantwoordelijkheden als leider niet uitvoerde, waardoor zij hun eigen problemen niet inzagen. Ik had deze gevolgen veroorzaakt. Ik bad tot God en vroeg Hem mij te verlichten zodat ik mezelf kon leren kennen.

In Gods woord las ik: “De waarheid in praktijk brengen komt niet neer op loze woorden uiten en vaste formules opzeggen. Wat men ook tegenkomt in het leven – als het te maken heeft met de principes van menselijk gedrag, zienswijzen over gebeurtenissen, of de kwestie van het vervullen van je plicht, wordt men voor een keuze gesteld en moet men de waarheid zoeken; een grondslag en principe in Gods woorden zoeken en vervolgens een beoefeningspad zoeken. Wie op deze manier kan praktiseren, is iemand die de waarheid nastreeft. De waarheid op deze manier kunnen nastreven, hoe groot de moeilijkheden die op je pad komen ook zijn, is het bewandelen van het pad van Petrus en het pad van het nastreven van de waarheid. Bijvoorbeeld: welk principe moet men volgen in de interactie met anderen? Volgens jouw oorspronkelijke zienswijze moet je niemand beledigen, de vrede bewaren en vermijden dat iemand gezichtsverlies lijdt, zodat in de toekomst iedereen door één deur kan. Als deze zienswijze je inperkt, dan zul je, als je iemand iets slechts ziet doen, een fout ziet maken of iets ziet doen wat tegen de principes ingaat, dit eerder gedogen dan deze persoon erop aanspreken. Als deze zienswijze je inperkt, word je er wars van om wie dan ook te beledigen. Met wie je ook maar omgaat, het feit dat je wordt belemmerd door gedachten aan aanzien, aan emoties of aan gevoelens die in de loop van vele jaren van interactie zijn gegroeid, zorgt ervoor dat je altijd aardige dingen zegt om die persoon blij te maken. Als er dingen zijn die je onbevredigend vindt, ben je eveneens tolerant; alleen privé blaas je een beetje stoom af, belaster je iemand – maar wanneer je die persoon in den lijve ontmoet, bewaar je de lieve vrede en handhaaf je je relatie met hem of haar. Wat vind je van zulk gedrag? Is dat niet het gedrag van een jaknikker? Is dat niet behoorlijk gluiperig? Het schendt de gedragsregels. Is het dan niet laag-bij-de-gronds om je zo te gedragen? Wie zich zo gedraagt, is geen goed mens en geen eerzaam mens. Hoe erg je ook hebt geleden en welke prijs je ook hebt betaald, als je jezelf principeloos gedraagt, heb je gefaald en zul je tegenover God geen goedkeuring verkrijgen, zal Hij niet aan je terugdenken en zul je Hem geen genoegen schenken(Het Woord, Vol. 2, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Om zijn plicht goed uit te voeren, moet iemand minimaal een geweten en rede hebben). Nadat ik goed over Gods woorden had nagedacht, begreep ik dat de waarheid praktiseren inhoudt dat je handelt volgens de principes van de waarheid, wat er ook gebeurt, en niet bang bent mensen te beledigen. Maar in de omgang met mijn broeders en zusters wilde ik altijd dat anderen een hoge dunk van mij hadden en wilde ik in harmonie met ze blijven en streefde ik ernaar een toegankelijk en empathisch persoon te zijn en lof te ontvangen van broeders en zusters, maar verzuimde ik het de waarheid in praktijk te brengen. Toen ik zag dat Joan haar plicht deed zonder een last te dragen en lui en sluw was, wilde ik haar aanpakken omdat ze onverantwoordelijk was. Maar om een goede verhouding met haar te behouden en haar te laten voelen dat ik een goede en toegankelijke leider was, stelde ik haar probleem niet aan de kaak. Het gevolg was dat door haar gebrek aan verantwoordelijkheid de problemen van sommige nieuwkomers niet werden opgelost en ze dus niet naar bijeenkomsten konden komen. En ik zag dat Edna en Anne niet harmonieus konden samenwerken en zichzelf niet kenden. Maar liever dan ze te wijzen op hun problemen en te helpen zichzelf te leren kennen, reageerde ik vaag, probeerde ik hun conflicten te sussen met troostende en aansporende woorden. Het gevolg was dat Edna nog steeds niet verder kon, en dat Anne haar plicht niet goed deed en en iemand anders haar plaats wilde laten innemen. Ik zag dat ik om mijn imago te behouden als goede leider, die beminnelijk en toegankelijk was, het werk van de kerk helemaal niet had beschermd. Ik liet het werk liever lijden om mijn verhouding met mensen te onderhouden. Ik was zo egoïstisch en verachtelijk! Ik was een pleaser en een bedrieglijk mens. Hoe ik optrad en me gedroeg was helemaal gebaseerd op mijn verdorven dispositie. Ik bracht de waarheid niet in praktijk. Ook al werd ik door anderen geprezen, ik zou nooit door God worden geprezen. Daar kwam bij dat ik de problemen van mijn broeders en zusters niet aan de kaak stelde en hen er niet op wees, dat ik de waarheid niet met hen communiceerde om hun problemen op te lossen, en ze dus hun eigen verdorven gezindheid niet herkenden en hun plichten niet goed uitvoerden, waar het evangeliewerk door werd geschaad. Pas toen ik dit besefte, zag ik dat ik helemaal geen goed mens was, omdat ik de broeders en zusters niet hielp in hun intrede in het leven te groeien. Integendeel, ik zorgde ervoor dat iedereen mij verdedigde, prees en tegen me opkeek, hetgeen door God wordt verafschuwd. Toen ik dit herkende, werd ik heel verdrietig, dus bad ik tot God en vroeg Hem me te leiden in het oplossen van mijn verdorven gezindheden.

Toen ik later meer leerde over mijn gesteldheid, stuurde een zuster me een passage van Gods woorden. “De essentie achter ‘goed’ gedrag, zoals benaderbaar en beminnelijk zijn, kan in één woord worden beschreven: veinzerij. Zulk ‘goed’ gedrag komt niet voort uit de woorden van God en is evenmin het resultaat van het praktiseren van de waarheid of het handelen volgens principes. Waardoor wordt het voortgebracht? Het komt voort uit de motieven van de mensen, uit hun plannen, uit hun voorwenden, uit hun doen alsof, uit hun bedrog. Wanneer mensen zich vastklampen aan deze ‘goede’ gedragingen, is het doel de dingen te krijgen die zij willen; zo niet, dan zouden zij zichzelf nooit op deze manier benadelen en in strijd leven met hun eigen verlangens. Wat betekent het om tegen hun eigen verlangens in te leven? Het betekent dat hun ware aard niet zo braaf, onschuldig, zachtmoedig, vriendelijk en deugdzaam is als mensen wel denken. Zij leven niet naar geweten en verstand; in plaats daarvan leven zij om een bepaald doel of verlangen te verwezenlijken. Hun ware aard is wisselvallig en onwetend. Zonder de door God gegeven wetten en geboden zouden de mensen niet weten wat zonde is. Is dit niet hoe de mensheid vroeger was? Pas toen God de wetten en geboden uitvaardigde, kregen de mensen enig begrip van zonde. Maar nog steeds hadden zij geen idee van goed en kwaad, of van positieve en negatieve dingen. En hoe zouden zij dan op de hoogte kunnen zijn van de juiste beginselen van spreken en handelen? Zouden zij kunnen weten welke manieren van handelen, welke goede gedragingen, in de normale mensheid te vinden zouden moeten zijn? Zouden zij kunnen weten wat werkelijk goed gedrag voortbrengt, welke weg zij zouden moeten volgen om een menselijke gelijkenis na te leven? Dat zouden ze niet kunnen. Vanwege de satanische aard van de mensen, vanwege hun instincten, zouden zij alleen maar kunnen veinzen en doen alsof zij fatsoenlijk en waardig leefden – en daardoor ontstond bedrog zoals verfijnd, verstandig, zachtaardig en hoffelijk zijn, de ouderen respecteren en voor de kinderen zorgen, en beminnelijk en benaderbaar zijn; zo ontstonden deze trucs en technieken van bedrog. En toen die eenmaal ontstonden, klampten de mensen zich selectief vast aan één of twee van deze misleidingen. Sommigen kozen ervoor om beminnelijk en benaderbaar te zijn, sommigen kozen ervoor om verfijnd, verstandig en zachtaardig te zijn, sommigen kozen ervoor om hoffelijk te zijn, om de ouderen te respecteren en voor de kinderen te zorgen, sommigen kozen ervoor om al deze dingen te zijn. En toch definieer ik mensen met zulk ‘goed’ gedrag maar met één term. Wat is die term? ‘Gladde stenen’. Wat zijn gladde stenen? Het zijn die gladde stenen aan de oever van de rivier, waarvan door jaren en jaren van stromend water alle scherpe randjes zijn afgeschuurd en gepolijst. En hoewel het geen pijn doet om er op te stappen, kunnen mensen erover uitglijden als ze niet voorzichtig zijn. Qua uiterlijk en vorm zijn deze stenen erg mooi, maar als je ze eenmaal mee naar huis hebt genomen, zijn ze onbruikbaar. Je kunt het niet verdragen om ze weg te gooien, maar het heeft ook geen zin om ze te houden – dat is wat een ‘gladde steen’ is. Voor mij zijn mensen met deze schijnbaar goede gedragingen halfslachtig. Aan de buitenkant doen ze alsof ze goed zijn maar ze aanvaarden de waarheid helemaal niet, ze zeggen mooi klinkende dingen maar doen niets echt. Ze zijn niets anders dan gladde stenen(Het Woord, Vol. 2, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Wat het betekent om de waarheid na te streven (3)). Vroeger dacht ik altijd dat mensen die toegankelijk en beminnelijk waren, goede mensen waren. Ik heb nooit gedacht dat er achter zulke goede daden satanische, verdorven gezindheden schuilgaan en persoonlijke doelen en bedoelingen. Al sinds ik een kind was heb ik ernaar gestreefd een toegankelijk en beminnelijk persoon te zijn, en mijn vrienden, broeders en zusters prezen me allemaal omdat ik vriendelijk en beminnelijk was, maar diep in mijn hart zorgde ik er alleen maar voor dat anderen tegen me opkeken en me prezen. Ik gebruikte de schijn van toegankelijkheid en beminnelijkheid om mijn broeders en zusters te verblinden en te misleiden. Ik zag dat God mensen met dit soort goed gedrag typeert als ‘gladde stenen’. Deze stenen zien er aan de buitenkant goed uit en het doet geen pijn om erop te trappen, maar je glijdt er makkelijk over uit en dan val je. Ze zijn mooi om naar te kijken, maar hebben geen praktische toepassing. Ik besefte dat ik zo was: iemand die toegankelijk en beminnelijk leek, maar geen praktische hulp te bieden had aan mijn broeders en zusters. Mijn hart was vol bedrog en sluwheid. Ik was vriendelijk tegen iedereen en beledigde niemand. Ik was gewoon een ‘gladde steen’, een pleaser die vasthoudt aan de gulden middenweg, en een sluwe hypocriet. Het is precies zoals Gods woord openbaart: “Alle mensen die vasthouden aan een gelukkige middenweg zijn het meest boosaardig. Ze geven niemand aanstoot, ze behagen mensen, ze buigen mee met dingen en niemand kan hen doorzien. Zij zijn de levende Satan!(Het Woord, Vol. 2, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Alleen door de waarheid in praktijk te brengen kun mende ketenen van een verdorven gezindheid afwerpen). Ik dacht altijd dat God en andere mensen degenen die toegankelijk waren graag mochten en goedkeurden, maar nu wist ik dat mijn optreden helemaal niet in overeenstemming was met de principes van de waarheid en met Gods woord. Ik liet alleen maar mijn bedrieglijke gezindheid zien. Zulke mensen hebben geen waardigheid en karakter en God haat hen. Ik wist dat, als ik geen berouw toonde en veranderde, ik op een dag door God zou worden geopenbaard en verstoten. Zo’n persoon wilde ik niet zijn. Dus bad ik tot God en toonde berouw en vroeg God me te helpen mijn gezindheid te veranderen, me de kracht te geven om de waarheid in praktijk te brengen en me te helpen een oprecht hart te hebben voor God en mijn broeders en zusters.

Op een dag stuurde een zuster me twee passages van Gods woorden: “Wat is de standaard die wordt gebruikt om de daden van een mens te evalueren als goed of kwaad? Het hangt ervan af of ze, in hun gedachten, uitdrukkingen en acties, wel of niet beschikken over het getuigenis van het in de praktijk brengen van de waarheid en van het uitleven van de werkelijkheid van de waarheid. Als je deze werkelijkheid niet bezit of deze niet uitleeft, dan ben je zonder twijfel een boosdoener(Het Woord, Vol. 2, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Vrijheid en bevrijding kunnen alleen worden verkregen door je verdorven gezindheid af te werpen). “De verantwoordelijkheden van leiders en werkers: 1. Breng de mensen ertoe om van Gods woorden te eten en te drinken, ze te begrijpen, en de werkelijkheid van Gods woorden binnen te gaan. 2. Zorg dat je bekend bent met de gesteldheid van elk soort mens, en dat je een oplossing biedt voor de diverse moeilijkheden waar zij in hun leven op stuiten en die betrekking hebben op het binnengaan van het leven. 3. Communiceer de principes van de waarheid die moeten worden begrepen om elke plicht naar behoren te vervullen. 4. Blijf op de hoogte van de situatie van de toezichthouders van de verschillende werkzaamheden en van het personeel dat verantwoordelijk is voor diverse belangrijke taken; indien nodig moet je ze onmiddellijk overplaatsen of vervangen, om verliezen als gevolg van het inzetten van mensen voor ongeschikte doeleinden te voorkomen of te beperken, en om de efficiëntie en de vlotte voortgang van het werk te garanderen. 5. Zorg dat je bij elk project van het werk voortdurend een actueel inzicht en begrip hebt van de status en de voortgang, en dat je in het werk onmiddellijk problemen op kunt lossen, afwijkingen kunt corrigeren en vergissingen kunt herstellen, zodat er sprake is van een vlotte voortgang(Het Woord, Vol. 4, Verantwoordelijkheden van leiders en werkers). Nadat ik Gods woorden had gelezen, begreep ik dat Gods norm om onze menselijkheid te evalueren niet is hoeveel goede daden we laten zien of hoeveel mensen er goed over ons denken. Maar Gods norm daarvoor is juist of we Hem kunnen gehoorzamen en of onze gedachten en daden getuigen van de praktijk van de waarheid. Alleen zulke mensen hebben een goede menselijkheid. Ik zag hoe Joan aanmodderde met haar plicht en hoe onverantwoordelijk ze was, en ik zag hoe Edna en Anne in hun verdorven gezindheden leefden en elkaar negeerden. Al deze dingen eisten een tol van het werk van de kerk. Als kerkleider had ik de aard van wat zij deden moeten communiceren, blootstellen en analyseren, maar in plaats daarvan sprak ik mooie woorden en probeerde ik vrede te stichten. Zelfs toen ik zag dat het werk van de kerk eronder leed, moest ik mijn goede imago in stand houden. Ik had niet alleen geen getuigenis van de waarheid in praktijk brengen maar voerde ook mijn verantwoordelijkheid als kerkliedster niet uit en hielp niet in het minst bij het binnengaan in het leven van mijn broeders en zusters. Ik dacht altijd dat als ik harmonieus met mijn broeders en zusters kon leven en hun kon laten voelen dat ik toegankelijk en beminnelijk was, ik een goede leider was. Als ik er nu over nadenk, is dit begrip niet juist. Een echt goede leider kan communiceren over de waarheid om problemen op te lossen, handelen in overeenstemming met de principes, is niet bang om anderen te beledigen en is verantwoordelijk voor de levens van de broeders en zusters. Maar toen ik met de problemen van mijn broeders en zusters werd geconfronteerd, paste ik trucjes toe om mijn imago te beschermen, troostte en bemoedigde ik hen in plaats van ze op de problemen te wijzen en ze te helpen de werkelijkheid van de waarheid binnen te gaan en loste ik geen daadwerkelijke problemen op. Was ik mijn broeders en zusters niet gewoon voor de gek aan het houden en aan het bedriegen? Ik besefte dat mijn eerdere opvatting over een goede leider verkeerd was en helemaal niet in overeenstemming met God vereisten. Al mijn woorden en daden zouden op de principes van Gods woord moeten zijn gebaseerd. Als ik de waarheid niet in praktijk breng, bega ik de weg van weerstand tegen God. God wil mensen die volgens Gods woorden en vereisten kunnen spreken in plaats van zich aan traditionele, culturele deugden vast te houden, lof na te streven, oneerlijk te spreken en te handelen en de waarheid niet in praktijk te brengen. Toen ik hier over nadacht, besefte ik dat ik de manier waarop ik met anderen omging moest veranderen. Als kerkleider kon ik mijn plicht niet meer uitoefenen zoals ik dat zelf wilde. Nee, ik moest handelen naar Gods wil en mijn broeders en zusters helpen de moeilijkheden volgens Gods woord op te lossen, zodat ze hun plichten volgens de waarheid en principes konden uitvoeren. Dat was mijn verantwoordelijkheid. In Gods woord vond ik een praktisch pad. Dus bad ik tot God en vroeg Hem me te leiden bij het in praktijk brengen van de waarheid om mijn verdorvenheid op te lossen.

Later las ik Gods woord. “Waar de mensen het meest naar zouden moeten streven is de woorden van God tot hun basis te maken, en de waarheid tot hun criterium; alleen dan kunnen zij in het licht leven en als een normaal menselijk wezen leven. Als je in het licht wilt leven, moet je naar de waarheid handelen; als je eerlijk wilt zijn, moet je eerlijke woorden spreken en eerlijke dingen doen. Alleen met de beginselen van de waarheid is er een basis voor je gedrag; zodra mensen de beginselen van de waarheid verliezen, en zich alleen richten op goed gedrag, leidt dit onvermijdelijk tot bedrog en veinzerij. Als er geen beginsel is in het gedrag van mensen, dan zijn zij, hoe goed hun gedrag ook is, hypocrieten; zij kunnen anderen misschien een tijdlang bedriegen, maar zij zullen nooit betrouwbaar zijn. Alleen wanneer mensen handelen en zich gedragen naar Gods woorden, hebben zij een ware grondslag. Als zij zich niet naar Gods woorden gedragen en zich alleen maar concentreren op het doen alsof zij zich goed gedragen, kunnen zij daar dan goede mensen door worden? Absoluut niet. Goed gedrag kan de essentie van mensen niet veranderen. Alleen de waarheid en de woorden van God kunnen de gezindheid, de gedachten en de meningen van mensen veranderen, en hun leven worden. […] Soms is het nodig om anderen rechtstreeks te wijzen op hun tekortkomingen, gebreken en fouten en hen daarop te bekritiseren. Dit is van groot nut voor mensen. Het is een echte hulp voor hen en het is opbouwend voor hen, nietwaar?(Het Woord, Vol. 2, De gesprekken van Christus van de laatste dagen, Wat het betekent om de waarheid na te streven (3)). Gods woorden wezen me het pad van een verandering van gezindheid: handelen volgens Gods woorden, de waarheid als criterium gebruiken, mezelf niet vermommen met goed uitziende daden, de waarheid praktiseren en een eerlijk mens zijn. Als ik dingen zie gebeuren die tegen de principes van de waarheid indruisen, of als ik broeders en zusters hun plichten vanuit een verdorven gezindheid zie uitvoeren, moet ik eerlijk zijn tegen hen, hen volgens de principes behandelen en communiceren, ze op dingen wijzen of hen behandelen, zoals nodig is. Alleen zo kunnen de broeders en zusters zich bewust worden van de afwijkingen in de vervulling van hun plichten en het op tijd terugdraaien. Zo help ik mijn broeders en zusters waarlijk en heb ik een verhouding met hen op basis van Gods woord. Dat is wat een normale verhouding tussen mensen betekent. Toen ik eenmaal begreep hoe je de waarheid in praktijk moet brengen, zei ik tegen mezelf: wees niet bang om over de fouten van anderen te praten en zeg niet altijd mooie dingen. God heeft een hekel aan mensen die doen alsof en bedriegen. Mijn woorden en daden moeten overeenkomen met Gods woorden en met de principes van de waarheid. Toen ik later weer zag dat Joan lui was, wilde ik haar erop wijzen. Maar toen ik het in praktijk moest brengen, vond ik het heel moeilijk. Ik maakte me nog steeds zorgen dat ik mijn goede imago in haar hart zou verliezen. Ik dacht aan de woorden van God die ik eerder had gelezen en besefte dat ik nog steeds op het idee van toegankelijkheid en beminnelijkheid terugviel voor mijn gedrag. Ik bad tot God en vroeg Hem me te leiden bij het in praktijk brengen van de waarheid. Daarna ging ik naar Joan en zei tegen haar: “Zuster, ik weet niet of je het doorhebt, maar omdat jij maar wat aanmoddert met je plicht en onverantwoordelijk bent, komen er veel nieuwkomers niet naar de bijeenkomsten. Door je plicht zo te doen, loopt het begieten van de nieuwkomers te veel vertraging op …” Nadat ik haar had gewezen op haar probleem, deelde ik ook mijn ervaring met haar. Ik dacht dat ze boos zou worden en me zou negeren, maar wat er gebeurde, verraste me. Niet alleen werd ze niet boos, maar ze dacht ook over zichzelf na en zei: “Dit is mijn tekortkoming en ik moet dat veranderen.” Zuster Joan begon haar plicht daarna oprecht uit te voeren en de nieuwkomers die ze begoot, woonden de bijeenkomsten regelmatiger bij. Onze verhouding werd niet verbroken vanwege mijn leiding en hulp, maar werd juist beter. Toen ik later haar verdorvenheid weer zag, wees ik haar er rechtstreeks op en zij kon dat accepteren en zichzelf kennen. Haar houding ten opzichte van haar plicht is nu flink veranderd en later werd ze tot kerkleider gepromoveerd. Ook wees ik Edna en Anne op hun problemen. Edna realiseerde zich haar arrogantie en zei dat ze voortaan op een andere manier tegen anderen moest praten. En Anne herkende haar verdorven gezindheid en zei dat ze bereid was te veranderen. Hier werd ik heel gelukkig door. God zij dank! Alleen Gods woord kan mensen veranderen!

Doordat ik deze dingen meemaakte, zag ik dat een waarlijk goed mens niet iemand is die zich ogenschijnlijk gedraagt zoals mensen denken dat goed is. Het betekent naar Gods woord handelen, de waarheid in praktijk brengen en een eerlijk mens zijn. Dit is het type mens waar God van houdt. Ook zag ik dat als ik problemen in anderen zag, ik met hen moest communiceren en hen snel moest helpen, en hen moest ontmaskeren en behandelen als dat nodig was. Alleen zo kunnen ze hun eigen verdorvenheid en tekortkomingen beseffen en in staat zijn de waarheid te zoeken en hun plichten volgens de principes te doen. Dit is de beste manier om ze te helpen. Nu ben ik niet meer bang om mijn broeders en zusters op hun problemen te wijzen. Wat ze ook van me denken, ik wil een eerlijk mens zijn, de principes volgen en het werk van de kerk veilig stellen. God zij dank!

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Geef een reactie

Neem contact op via Messenger