Job heeft slechts over God gehoord (deel 1)

02 juli 2019

Job 9:11 Hij gaat mij voorbij en ik zie hem niet, hij glipt langs mij heen en ik merk het niet.

Job 23:8-9 Kijk, ik ga vooruit, maar hij is daar niet; en achteruit, maar ik kan hem niet waarnemen: aan de linkerkant, waar hij werk verricht, maar ik kan hem niet aanschouwen: hij verbergt zich aan de rechterkant, zodat ik hem niet kan zien.

Job 42:2-6 Ik weet dat niets buiten uw macht ligt en geen enkel plan voor u onuitvoerbaar is. Wie was ik dat ik, door mijn onverstand, uw besluit wilde toedekken? Werkelijk, ik sprak zonder enig begrip, over wonderen, te groot voor mij om te bevatten. “Luister,” zei ik, “dan zal ik spreken, ik zal u ondervragen, zeg mij wat u weet.” Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij, zoals ik hier zit in het stof en het vuil.

Alhoewel God Zichzelf niet getoond heeft aan Job, gelooft Job in Gods soevereiniteit

Wat is het hoofdonderwerp van deze woorden? Hebben jullie je gerealiseerd dat er hier een feit is? Allereerst, hoe wist Job dat er een God is? En hoe wist hij dat de hemelen en de aarde en alle dingen door God geregeerd worden? Er is een passage waarin deze beide vragen worden beantwoord: “Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd. Daarom herroep ik mijn woorden en buig ik mij, zoals ik hier zit in het stof en het vuil.” Uit deze woorden kunnen we opmaken dat in plaats van God met eigen ogen gezien te hebben, Job over God gehoord had via volksoverlevering. Het was in deze omstandigheden dat hij de weg van het navolgen van God begon te bewandelen, waarna hij het bestaan van God in zijn leven en in alle dingen erkende. Er is hier een onmiskenbaar feit te zien – en wat is dat dan? Ondanks dat hij de weg kon volgen van godvrezendheid en het mijden van kwaad, had Job God nog nooit gezien. Was hij hierin niet identiek aan alle mensen van vandaag? Job had nog nooit God gezien, waarvan de implicatie is dat, hoewel hij over God had gehoord, hij niet wist waar God was, of hoe God was, of wat God deed, wat allemaal subjectieve factoren zijn. Objectief gezien, hoewel hij God volgde, was God nog nooit aan hem verschenen en had Hij nooit met hem gesproken. Is dit niet een feit? Hoewel God niet tot Job had gesproken of hem instructies gegeven had, had Job Gods bestaan gezien, en Zijn soevereiniteit in alle dingen en in de volksoverlevering waarin Job over God had horen spreken, aanschouwd. Daarna begon hij een leven van godvrezendheid en het mijden van kwaad. Dat was het eerste begin en de werkwijze waarop Job God ging volgen. Maar hoe hij God ook vreesde en het kwaad meed en hoe stevig hij zich ook aan zijn integriteit hield, verscheen God nooit aan hem. Laten we de volgende passage lezen: Hij zei, “Hij gaat mij voorbij en ik zie hem niet, hij glipt langs mij heen en ik merk het niet” (Job 9:11). Wat deze woorden betekenen is dat Job misschien wel of niet voelde dat God bij hem in de buurt was – maar dat hij nooit in staat was geweest God te zien. Er waren tijden waarop hij zich inbeeldde dat God hem voorging, of handelde, of dat Hij de mens leidde, maar dat had hij nooit geweten. God komt tot de mens wanneer deze het niet verwacht; de mens weet niet wanneer of waar God tot hem komt, want de mens kan God niet zien, en God is daarom voor de mens verborgen.

Jobs geloof in God wordt niet aan het wankelen gebracht door het feit dat God voor hem verborgen is

In de volgende passage van de Bijbel zegt Job vervolgens: “Kijk, ik ga vooruit, maar hij is daar niet; en achteruit, maar ik kan hem niet waarnemen: aan de linkerkant, waar hij werk verricht, maar ik kan hem niet aanschouwen: hij verbergt zich aan de rechterkant, zodat ik hem niet kan zien” (Job 23:8-9). In dit verslag ontdekken we dat God in Jobs ervaringen overal de hele tijd voor hem verborgen was; God was niet openlijk aan hem verschenen, noch had Hij openlijk enige woorden tot hem gesproken, en toch was Job in zijn hart overtuigd van Gods bestaan. Hij had altijd geloofd dat God vóór hem zou lopen, of misschien aan zijn zijde zou handelen, en dat hoewel hij God niet kon zien, God naast hem was en alles regeerde. Job had God nog nooit gezien, maar hij was in staat om trouw te blijven aan zijn geloof, iets waar een ander persoon niet toe in staat zou zijn geweest. En waarom konden zij dat niet? Omdat God niet tegen Job sprak, of aan hem verscheen, en als hij niet echt had geloofd, had hij niet door kunnen gaan, of zou hij niet vast hebben kunnen houden aan de weg van God vrezen en het mijden van kwaad. Waar of niet? Hoe voel jij je als je over Job die deze woorden zegt, leest? Heb je het gevoel dat Jobs volmaaktheid, zijn oprechtheid en zijn rechtvaardigheid voor God echt zijn en niet worden overdreven door God? Ook al behandelde God Job op dezelfde manier als andere mensen, en verscheen Hij niet aan hem en sprak niet met hem, Job hield steeds vast aan zijn integriteit, hij geloofde nog steeds in Gods soevereiniteit en bovendien bood hij Hem vaak brandoffers aan en bad hij tot God uit angst om God te beledigen. In het vermogen van Job om God te vrezen zonder God te hebben gezien, zien we hoe hij van positieve dingen hield en hoe vast en echt zijn geloof was. Hij ontkende het bestaan van God niet omdat God voor hem verborgen was, noch verloor hij zijn geloof en verzaakte hij God omdat hij Hem nooit had gezien. In plaats daarvan had hij, te midden van Gods verborgen werk om alle dingen te regeren, zich het bestaan van God gerealiseerd en de soevereiniteit en macht van God gevoeld. Hij gaf zijn oprechtheid niet op, omdat God verborgen was, en liet ook de weg van God vrezen en het mijden van kwaad niet varen, omdat God nooit aan hem was verschenen. Job had nooit gevraagd of God openlijk aan hem zou verschijnen om Zijn bestaan te bewijzen, want hij had Gods soevereiniteit in alle dingen al aanschouwd en hij geloofde dat hij de zegeningen en genade had gekregen die anderen niet hadden verworven. Hoewel God verborgen bleef voor hem, werd Jobs geloof in God nooit aan het wankelen gebracht. Dus hij oogstte wat niemand anders kreeg: Gods goedkeuring en Gods zegen.

Job zegent de naam van God en denkt niet aan zegeningen of rampspoed

Er is een feit dat nooit genoemd wordt in de Bijbelverhalen over Job en daar zullen wij ons vandaag op richten. Hoewel Job God nooit had gezien of de woorden van God met eigen oren had gehoord, had God een plaats in Jobs hart. En wat was Jobs houding ten opzichte van God? Het was, zoals eerder vermeld, “De naam van Jehova zij gezegend.” Zijn zegenen van Gods naam was onvoorwaardelijk, los van de omstandigheden, en niet beredeneerd. We zien dat Job zijn hart aan God had gegeven, zodat het door God kon worden beheerst; alles wat hij dacht, alles wat hij besloot, en alles wat hij in zijn hart van plan was, werd voor God blootgelegd en niet van God afgesloten. Zijn hart was niet tegen God, en hij had God nooit gevraagd om iets voor hem te doen of hem iets te geven. Hij koesterde geen buitensporige verlangens dat hij iets terug zou krijgen van zijn aanbidding van God. Job sprak niet over handel met God en deed geen verzoeken of eisen aan God. Zijn lof voor Gods naam was vanwege de grote macht en gezag van God in het besturen van alle dingen, en was niet afhankelijk van het feit of hij zegeningen had gekregen of door rampspoed werd getroffen. Hij geloofde dat, ongeacht of God mensen zegent of rampspoed over hen brengt, Gods macht en gezag niet zullen veranderen, en dat daarom, ongeacht iemands omstandigheden, Gods naam geprezen moet worden. Dat de mens is gezegend door God is vanwege Gods soevereiniteit, en wanneer de mens een ramp overkomt, is het ook vanwege Gods soevereiniteit. Gods macht en gezag heersen over alles van de mens en bepalen dit; de grillen van het geluk van de mens zijn de manifestatie van Gods macht en gezag, en ongeacht iemands standpunt zou Gods naam geprezen moeten worden. Dit is wat Job in de jaren van zijn leven heeft meegemaakt en heeft leren kennen. Alle gedachten en handelingen van Job kwamen God ter ore, belandden bij God en werden door God als belangrijk gezien. God koesterde deze kennis van Job en koesterde Job vanwege het hebben van zo’n hart. Dit hart wachtte altijd op Gods gebod, overal, het maakte niet uit op welk tijdstip of welke plek, het wachtte op wat hem toekwam. Job stelde geen eisen aan God. Wat hij van zichzelf eiste, was het afwachten, accepteren, aanschouwen en gehoorzamen van alles wat van God kwam; Job geloofde dat dit zijn plicht was en dat was precies wat God wilde. Job had God nooit gezien, noch Hem iets horen zeggen, bevelen horen geven, geen onderwijs zien geven of hem in iets geïnstrueerd. In hedendaagse woorden, dat hij in staat was dergelijke kennis en houding ten opzichte van God te hebben, terwijl God hem geen verlichting, leiding of voorzienigheid had gegeven over de waarheid – was zeer waardevol en dat hij deze dingen liet zien was genoeg voor God, en zijn getuigenis werd door God geprezen en gekoesterd. Job had nooit gezien of gehoord, dat God hem persoonlijk ook maar iets had geleerd, maar voor God waren zijn hart en hij zelf veel dierbaarder dan die mensen die wanneer ze voor God stonden alleen maar konden praten over diepzinnige theorieën, die alleen maar konden opscheppen en praten over offers, maar nooit de ware kennis van God hadden gehad en God nooit echt hadden gevreesd. Want Jobs hart was zuiver en niet verborgen voor God en zijn menselijkheid was eerlijk en goedhartig. Hij hield van gerechtigheid en van wat positief was. Alleen een man als deze, die zo’n hart en menselijkheid bezat, was in staat om de weg van God te volgen en in staat God te vrezen en het kwade te mijden. Zo’n man kon Gods soevereiniteit zien, Zijn gezag en macht zien en gehoorzaam zijn aan Zijn soevereiniteit en bepalingen. Alleen een man als deze kon Gods naam echt prijzen. Dat komt omdat hij er niet op lette of God hem zou zegenen of rampspoed over hem zou brengen, want hij wist dat alles door de hand van God bepaald wordt en dat de zorgen van de mensen een teken van dwaasheid, onwetendheid en irrationaliteit zijn, van twijfelen aan Gods soevereiniteit over alles, en van God niet vrezen. Jobs kennis was precies wat God wilde. Had Job dus een grotere theoretische kennis van God dan jullie? Omdat God op dat moment nog maar weinig van Zich liet zien of horen, was het moeilijk om kennis over God te verwerven. Zo’n prestatie van Job was geen sinecure. Hij had het werk van God niet ervaren, noch ooit God horen spreken of het aangezicht van God gezien. Dat hij in staat was om zo’n houding tegenover God te hebben, was geheel en al het gevolg van zijn menselijkheid en zijn persoonlijke streven. Een menselijkheid en streven die wij vandaag de dag bij mensen niet zien. Zo zei God in die tijd, “Niemand op aarde is zoals hij, een volmaakt en oprecht man.” In die tijd had God hem al zo ingeschat en was Hij tot deze conclusie gekomen. Hoe meer waar zou dit vandaag de dag zijn?

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Over Job

Nu jullie weten hoe Job beproevingen doorstond, zullen de meesten van jullie waarschijnlijk meer details willen weten over Job zelf, in...

Job na zijn beproevingen

Job 42:7-9 Nadat Jehova deze woorden tot Job had gesproken, zei Jehova tegen Elifaz de Temaniet: “Ik ben toornig op jou en je twee...

Geef een reactie

Neem contact op via Messenger