Over Job

01 juli 2019

Nu jullie weten hoe Job beproevingen doorstond, zullen de meesten van jullie waarschijnlijk meer details willen weten over Job zelf, in het bijzonder in relatie tot het geheim waarmee hij Gods lofprijzing voor zich won. Dus, laten we het vandaag over Job hebben!

In Jobs dagelijkse leven zien we zijn volmaaktheid, oprechtheid, godvrezendheid en mijden van het kwaad

Als we het over Job hebben, dan moeten we beginnen met de inschatting over hem die uit Gods eigen mond kwam: “Niemand op aarde is zoals hij, een volmaakt en oprecht man. Hij heeft ontzag voor God en gaat het kwaad uit de weg.”

Laten wij eerst iets te weten komen over Jobs volmaaktheid en oprechtheid.

Wat verstaan jullie onder de woorden ‘volmaakt’ en ‘oprecht?’ Geloven jullie dat Job onberispelijk en eerbiedwaardig was? Dit zou natuurlijk een letterlijke interpretatie en begrip van ‘volmaakt’ en ‘oprecht’ zijn. Een werkelijk begrip van Job is niet los te zien van zijn echte leven – alleen woorden, boeken en theorie zullen geen antwoord kunnen geven. We beginnen door naar Jobs leven thuis te kijken en wat zijn normale gedrag was tijdens zijn leven. Dit zal ons iets zeggen over zijn levensprincipes en levensdoelen, maar ook over zijn persoonlijkheid en streven. Laat ons de laatste woorden van Job 1:3 eens lezen: “Hij was de aanzienlijkste man van het Oosten.” Wat deze woorden vertellen is dat Jobs status en reputatie erg hoog waren, ook al wordt ons niet verteld of hij vanwege zijn overvloedige bezittingen de geweldigste onder de mensen van het oosten was, of omdat hij volmaakt en oprecht, godvrezend was en het kwaad meed, we weten dat Jobs status en reputatie hoog aangeprezen waren. Zoals in de Bijbel staat, was de eerste indruk van mensen dat Job volmaakt was, dat hij godvrezend was en het kwaad meed, en dat hij grote rijkdom en een eerbiedwaardige positie bezat. Voor een normaal persoon die in zo’n omgeving en in zulke omstandigheden leeft, zouden het Jobs eetgewoontes, kwaliteit van leven en de verschillende aspecten van zijn persoonlijke leven iets zijn waar de meeste mensen hun aandacht op zouden richten; dus moeten we verder lezen in de Schrift: “Zijn zonen hadden de gewoonte om de beurt een feest te geven, ieder in zijn eigen huis, en nodigden dan hun drie zusters uit om bij hen te komen eten en drinken. Nadat elk van zijn zonen zo’n feest had gegeven, liet Job hen bij zich komen voor een reinigingsritueel. Hij stond dan ’s ochtends vroeg op om voor elk van hen een offer te brengen, want hij dacht bij zichzelf: Misschien hebben mijn kinderen wel gezondigd en God in hun hart vervloekt. Job deed dit telkens weer” (Job 1:4-5). Deze passage vertelt ons twee dingen: Het eerste is dat Jobs zonen en dochters regelmatig feestjes hadden, aten en dronken; het tweede is dat Job vaak brandoffers bracht, omdat hij zich vaak zorgen maakte over hen, bang dat ze zondigden, dat ze God in hun harten hadden vervloekt. Hierin zijn de levens van twee verschillende soorten mensen omschreven. De eerste soort, Jobs zonen en dochters, feestten vaak vanwege hun rijkdom, leefden extravagant, aten en dronken er levendig op los, genoten van de hoge kwaliteit van leven die materiële welvaart met zich meebracht. Doordat zij zo’n leven leidden, was het onvermijdelijk dat ze vaak zondigden en God kwetsten – maar toch, dientengevolge, heiligden zij zichzelf niet noch brachten zij brandoffers. Je ziet dus dat God geen plaats had in hun harten, dat ze Gods gunsten geen aandacht gaven, noch bang waren God te kwetsen, laat staan bang waren God te verzaken in hun hart. Natuurlijk is onze focus niet op Jobs kinderen, maar op wat Job deed, terwijl hij met deze dingen geconfronteerd werd; dit is het andere onderwerp dat de passage aan de orde stelt, en dat over Jobs dagelijks leven gaat en het wezen van zijn menselijkheid. Als de Bijbel het feesten van Jobs zonen en dochters beschrijft, wordt Job niet genoemd. Wel wordt er alleen maar gezegd dat zijn zonen en dochters vaak samen aten en dronken. Met andere woorden, hij was niet degene die feesten hield, en hij deed niet mee aan die extravagantie in eten en drinken van zijn zonen en dochters. Hoewel hij welgesteld was en over vele bezittingen en dienaren beschikte, had Job geen luxe leven. Hij was niet bekoord door zijn excellente levensomgeving en deed zich niet tegoed aan lichamelijke geneugten en vergat niet door zijn rijkdom om brandoffers te brengen, laat staan dat hij daardoor in zijn hart geleidelijk God ging mijden. Blijkbaar was Job als gevolg van Gods zegeningen, in zijn levensstijl gedisciplineerd, niet hebzuchtig of hedonistisch en richtte hij zich niet op kwaliteit van leven. In plaats daarvan was hij bescheiden en ingetogen, hij was niet praalzuchtig en hij was terughoudend en voorzichtig voor God. Hij dacht vaak na over Gods gunsten en zegeningen en was zonder ophouden godvrezend. In zijn dagelijks leven stond Job vroeg op om brandoffers te brengen voor zijn zonen en dochters. Met andere woorden, Job vreesde niet alleen zelf God, maar hij hoopte ook dat zijn kinderen op dezelfde manier God zouden vrezen en niet tegen God zouden zondigen. Jobs materiële rijkdom nam in zijn hart geen ruimte in, noch nam het Gods plaats in; of het nu voor zijn eigen bestwil was of dat van zijn kinderen, Jobs dagelijkse handelingen waren allemaal verbonden aan zijn godvrezendheid en het mijden van kwaad. Zijn vrees voor Jehova God hield bij zijn mond niet op, maar werd geactiveerd en weerspiegeld in elk facet van zijn dagelijkse leven. Dit daadwerkelijke gedrag van Job laat ons zien dat hij eerlijk was en over een essentie beschikte die rechtvaardigheid en alles wat positief is liefhad. Dat Job vaak offerde om zijn zonen en dochters te heiligen, betekent dat hij het gedrag van zijn kinderen niet goedkeurde; integendeel, diep in zijn hart had hij genoeg van hun gedrag en veroordeelde hij ze. Hij had geconcludeerd dat het gedrag van zijn zonen en dochters Jehova God niet welgevallig was, dus riep hij ze vaak op hun zonden voor Jehova God te belijden. Jobs daden laten ons een andere kant van zijn menselijkheid zien: eentje waarin hij nooit samen opgaat met hen die vaak zondigen en God kwetsen, maar hen juist schuwt en vermijdt. Zelfs als diegenen zijn zonen en dochters waren, zwoer hij zijn eigen principes niet af omdat het nou eenmaal familie was en evenmin ontzag hij hun zonden vanwege zijn eigen gevoelens. Integendeel, hij dringt er bij hen juist op aan om hun zonden op te biechten en Jehova Gods verdraagzaamheid voor zich te winnen. Hij waarschuwde ze God niet te verloochenen omwille van hun eigen wellustige genot. De grondbeginselen van hoe Job anderen behandelde, zijn onlosmakelijk verbonden met de grondbeginselen van zijn godvrezendheid en het mijden van kwaad. Hij hield van datgene wat door God geaccepteerd was, en verafschuwde datgene waar God van walgde, hij hield van hen die God in hun hart vreesden, en verafschuwde hen die kwaad of zonde begingen tegen God. Dat soort liefde en afschuw was zichtbaar in zijn dagelijkse leven en was precies de door Gods ogen waargenomen oprechtheid van Job. Dit is natuurlijk ook de uitdrukking en het uitleven van Jobs ware menszijn in zijn relaties met anderen in zijn dagelijkse leven waar we iets over te weten moeten komen.

De manifestaties van Jobs menselijkheid tijdens zijn beproevingen (Het begrijpen van Jobs volmaaktheid, oprechtheid, vrees voor God en het mijden van kwaad tijdens zijn beproevingen)

Wat we hierboven hebben meegedeeld zijn verschillende aspecten van Jobs menselijkheid die hij in zijn dagelijks leven vóór zijn beproevingen tentoonstelde. Zonder twijfel bieden deze manifestaties een eerste kennismaking met en een begrip van Jobs oprechtheid, godvrezendheid en mijden van kwaad en bieden ze als vanzelfsprekend een eerste bevestiging. De reden waarom ik “eerste” zeg, is omdat de meeste mensen nog steeds geen echt begrip hebben van Jobs persoonlijkheid en de mate waarin hij de weg van het gehoorzamen en vrezen van God nastreefde. Dat wil zeggen dat het begrip over Job van de meeste mensen niet dieper reikt dan de enigszins gunstige indruk die er over hem wordt gewekt door de twee passages in de Bijbel waarin zijn woorden staan: “Jehova heeft gegeven en Jehova heeft genomen. De naam van Jehova zij gezegend” en “Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?” Er is voor ons dus een grote noodzaak om te begrijpen hoe Job zijn menselijkheid uitleefde, terwijl hij Gods beproevingen onderging; op deze manier zal Jobs waarlijke menselijkheid in zijn geheel aan allen getoond worden.

Toen Job hoorde dat zijn bezit hem was ontnomen, dat zijn zonen en dochters hun leven hadden verloren, dat zijn dienaren gedood waren, reageerde hij als volgt: “Toen stond Job op en scheurde zijn kledij in stukken, schoor zijn hoofd en viel aanbiddend ter aarde” (Job 1:20). Deze woorden getuigen van één feit: na het horen van dit nieuws was Job niet paniekerig, huilde niet, gaf hij zijn dienaren die hem de boodschap brachten niet de schuld, laat staan dat hij de plaats van het delict ging inspecteren om de waaroms en de waarvoors te verifiëren en uit te zoeken wat er precies was gebeurd. Hij vertoonde geen zichtbare pijn of spijt over het verlies van zijn bezittingen, noch brak hij in tranen uit over het verlies van zijn kinderen, van zijn geliefden. Integendeel, hij scheurde zijn mantel, schoor zijn hoofd kaal en viel neer op de grond in aanbidding. Jobs daden zijn niet te vergelijken met die van gewone mensen. Ze brengen veel mensen in verwarring en maakt dat ze Jobs ‘koudbloedigheid’ kwalijk nemen. Normale mensen zouden gebroken zijn, de wanhoop nabij zijn bij het plotselinge verlies van hun bezittingen – in sommige gevallen zouden mensen in een diepe depressie vallen. Dat komt omdat, in hun harten, het bezit van mensen een levenslange inspanning vertegenwoordigt, datgene waar hun overleven van afhangt, het is de hoop die ze in leven houdt; verlies van hun bezit betekent dat al die inspanning voor niets is geweest, dat ze zonder hoop zijn, zelfs zonder toekomst. Dit is de houding van elk normaal mens ten opzichte van hun bezit en de nauwe band die hij daarmee heeft en daarom is bezit zo belangrijk in de ogen van mensen. Vandaar dat de grote meerderheid van mensen zich verward voelt door Jobs onverschillige houding ten opzichte van zijn bezitsverlies. We gaan vandaag die verwarring van al die mensen verjagen door uit te leggen wat er in Jobs hart omging.

Gezond verstand leert ons dat Job, nadat hij overvloedig veel vermogen van God had gekregen, voor God schaamte zou moeten voelen vanwege het verlies van zijn vermogen, want hij had er niet goed op gepast en voor gezorgd; hij had het van God aan hem gegeven vermogen niet behouden. Dus toen hij hoorde dat zijn bezittingen hem ontnomen waren, zou zijn eerste reactie geweest moeten zijn dat hij naar de plaats van het delict ging, een inventaris maken van alles wat verloren was gegaan, en dan aan God opbiechten, zodat hij misschien Gods zegeningen nog eens zou ontvangen. Job deed dit echter niet, en daar had hij natuurlijk zijn eigen redenen voor. Diep in zijn hart geloofde Job dat alles wat hij bezat hem door God was verleend en niet het product was van zijn eigen zwoegen en zweten. Vandaar dat hij deze zegeningen niet zag als iets om munt uit te slaan, maar in plaats daarvan zijn levensprincipes bevestigde door zich uit alle macht vast te klampen aan de weg die gehandhaafd diende te worden. Hij koesterde Gods zegeningen en was er dankbaar voor, maar was niet gecharmeerd van zegeningen en vroeg ook niet naar meer daarvan. Zo was zijn houding ten opzichte van bezit. Hij deed niet iets om zegeningen voor zich te winnen, noch maakte hij zich zorgen over of voelde hij zich benadeeld door het gebrek aan of verlies van Gods zegeningen; hij werd niet waanzinnig en uitzinnig blij vanwege Gods zegeningen, maar evenmin negeerde hij de weg van God of vergat hij de genade van God vanwege de zegeningen die hij vaak mocht ontvangen. Jobs houding ten opzichte van zijn bezit toont mensen zijn ware menselijkheid: allereerst was Job geen hebzuchtig man en niet veeleisend in zijn materiële leven. Ten tweede was Job nooit bezorgd of bevreesd dat God alles wat hij had weg zou nemen, wat zijn gehoorzame houding ten opzichte van God was in zijn hart; dat wil zeggen dat hij niet met eisen of klachten kwam over de vraag of God iets van hem af zou nemen, en wanneer dan wel, en niet naar de reden vroeg, maar probeerde alleen te gehoorzamen aan de plannen van God. Ten derde had hij nooit het idee gehad dat zijn bezittingen het resultaat waren van zijn eigen zwoegen, maar dat die hem waren verleend door God. Dit was Jobs geloof in God en is een indicatie van zijn overtuiging. Worden Jobs menselijkheid en datgene wat hij dagelijks werkelijk nastreefde duidelijk in deze driedelige samenvatting van hem? Jobs menselijkheid en datgene wat hij nastreefde waren onlosmakelijk verbonden met zijn koele manier van handelen toen hij geconfronteerd werd met het verlies van zijn bezit. Het was juist vanwege datgene wat hij dagelijks nastreefde, dat Job die gestalte en overtuiging had om tijdens God beproevingen te zeggen: “Jehova heeft gegeven en Jehova heeft genomen. De naam van Jehova zij gezegend,” Deze woorden verkreeg Job niet van de ene op de andere dag, ze verschenen ook niet zomaar in Jobs hoofd. Ze waren wat hij gezien en verworven had gedurende vele jaren levenservaring. In vergelijking met allen die enkel Gods zegeningen zoeken en die vrezen dat God dingen van hen af zal nemen, en die dit heel erg vinden en erover klagen, is Jobs gehoorzaamheid dan niet zeer echt? In vergelijking met al degenen die geloven dat er een God is, maar die nooit hebben geloofd dat God ook alles regeert, bezit Job dan niet een grote eerlijkheid en oprechtheid?

Jobs rationaliteit

Jobs eigenlijke ervaringen en zijn menselijkheid die door oprechtheid en eerlijkheid werd gekenmerkt, betekenen dat hij de meest rationele oordelen en keuzes maakte toen hij zijn vermogen en zijn kinderen verloor. Zulke rationele keuzes zijn niet los te zien van wat hij dagelijks nastreefde en Gods daden die hij had leren kennen tijdens zijn leven van dag tot dag. Jobs eerlijkheid maakte het mogelijk dat hij geloofde dat Jehova’s hand alles bestuurde. Zijn geloof maakte het mogelijk het feit te kennen dat Jehova God soeverein is over alle dingen. Zijn kennis maakte hem gewillig en in staat om Jehova Gods soevereiniteit en bepalingen te gehoorzamen. Zijn gehoorzaamheid stelde hem in staat meer en meer echt te zijn in zijn vrees voor Jehova God. Zijn vrees maakte hem meer en meer echt in zijn mijden van het kwaad. Uiteindelijk werd Job volmaakt, omdat hij God vreesde en het kwaad meed; en door zijn volmaaktheid werd hij wijs en verkreeg hij het hoogste niveau van rationaliteit.

Hoe moeten we dit woord ‘rationaliteit’ opvatten? Een letterlijke interpretatie van dat woord is dat het betekent dat je ‘goed inzicht’ hebt en dat je logisch en verstandig bent in je denken en gedegen in je woorden, daden en oordelen, en dat je gedegen en gewone morele uitgangspunten hebt. Maar Jobs rationaliteit is niet zo makkelijk uit te leggen. Als er gezegd wordt dat Job de hoogst mogelijke rationaliteit bezat, dan is dat in verbondenheid tot zijn menselijkheid en zijn gedrag voor God. Job was in staat in Gods soevereiniteit te geloven en die te gehoorzamen, omdat hij eerlijk was, wat hem kennis gaf die voor anderen niet bereikbaar was. Deze kennis stelde hem in staat preciezer te ontwaren, te oordelen en te definiëren wat hem overviel. Dat stelde hem in staat preciezer en scherpzinniger te kiezen wat te doen en waar sterk aan vast te houden. Wat wil zeggen dat zijn woorden, gedrag, de beginselen achter zijn daden en zijn gedragscode, gewoon, helder en specifiek waren, en niet blind, impulsief of emotioneel. Hij wist om te gaan met wat hem ook zou overkomen, hij wist balans te vinden en om te gaan met de relaties tussen complexe gebeurtenissen, hij wist vast te houden aan de weg waaraan vastgehouden behoorde te worden. Bovendien wist hij hoe hij moest omgaan met het geven en nemen van Jehova God. Dit was precies de rationaliteit van Job en juist omdat Job toegerust was met zulk een rationaliteit, zei hij: “Jehova heeft gegeven en Jehova heeft genomen. De naam van Jehova zij gezegend,” toen hij zijn vermogen, zoons en dochters verloor.

Toen Job geconfronteerd werd met de enorme lichamelijke pijn, de protesten van zijn familie en vrienden en toen hij geconfronteerd werd met dood, toonde hij in zijn eigenlijke gedrag opnieuw zijn ware gezicht aan allen.

Het ware gezicht van Job: echt, puur en zonder onwaarheid

Laten we Job 2:7-8 lezen: “Toen vertrok Satan uit de tegenwoordigheid van Jehova en hij trof Job van top tot teen met vreselijke zweren. Hij krabde zich met een scherf van een pot en ging midden in de as zitten.” Dit is een omschrijving van Jobs gedrag toen er pijnlijke puisten op zijn lichaam verschenen. Tegelijkertijd zat Job te midden van de as terwijl hij deze pijn onderging. Niemand behandelde hem en niemand hielp hem de pijn in zijn lichaam te verlichten. In plaats daarvan gebruikte hij een potscherf om de oppervlakte van zijn pijnlijke puisten te schrapen. Oppervlakkig gezien was dit slechts een stadium in Jobs kwelling en heeft het geen relatie tot zijn menselijkheid en godvrezendheid, want Job sprak hier geen enkele woorden die zijn stemming en gezichtspunten erover aantonen. Maar Jobs daden en zijn gedrag zijn nog steeds een ware uitdrukking van zijn menselijkheid. In het verslag van het vorige hoofdstuk lezen we dat Job de aanzienlijkste man van het oosten was. Ondertussen laat dit gedeelte uit het tweede hoofdstuk ons zien dat deze aanzienlijke man van het oosten daadwerkelijke een potscherf nam om zich mee te krabben, terwijl hij in de as zat. Is er geen duidelijk contrast tussen deze twee beschrijvingen? Het is een contrast dat ons de ware Job zelf laat zien: ondanks zijn prestigieuze reputatie en status, ging hij er nooit prat op of lette er zelfs maar op; hij gaf er niet om hoe anderen tegen zijn reputatie aankeken, noch was hij bezorgd over of zijn daden of gedrag negatief effect zou hebben op zijn reputatie; hij genoot niet van de rijkdom die bij zijn status hoorde, noch van de roem die bij zijn status en reputatie hoorde. Hij gaf alleen om zijn waarde en de significantie van zijn leven in Jehova Gods ogen. Jobs ware zelf was zijn eigenlijke essentie: hij hield niet van beroemdheid en rijkdom en leefde daar niet voor; hij was echt, puur en zonder onwaarheid.

Jobs onderscheiding van liefde en haat

Een andere kant van Jobs menselijkheid wordt getoond in de woordenwisseling tussen hem en zijn vrouw: “Zijn vrouw zei tegen hem: ‘Waarom blijf je zo onberispelijk? Vervloek God toch en sterf.’ Maar Job zei tegen haar: ‘Je woorden zijn de woorden van een dwaas. Al het goede aanvaarden we van God, zouden we dan het kwade niet aanvaarden?’” (Job 2:9-10). Toen ze zijn kwelling en lijden zag, probeerde Jobs vrouw Job te adviseren om hem te helpen aan zijn kwellingen te ontsnappen – maar de ‘goede bedoelingen’ wonnen Jobs goedkeuring niet; integendeel, daardoor werd Job kwaad, want ze ontkende zijn geloof in en gehoorzaamheid aan Jehova God en ook het bestaan van Jehova God. Voor Job was dit onverdraaglijk, want hij had zichzelf nooit toegestaan iets te doen dat tegen God was of God pijn zou doen, laat staan dat hij andere mensen zoiets toestond. Hoe kon hij onverschillig blijven tegenover anderen die godslasterlijke woorden tegen God spraken en Hem beledigden? Vandaar dat hij zijn vrouw een ‘dwaze vrouw’ noemde. Jobs verhouding met zijn vrouw was er een van haat en nijd, en van verwijt en berisping. Dit was een natuurlijke uiting van Jobs menselijkheid van het differentiëren tussen liefde en haat en was een ware uitbeelding van zijn oprechte menselijkheid. Job had een gevoel van rechtvaardigheid – waardoor hij de winden en getijden van kwaadaardigheid haatte en hij absurde ketterij, belachelijke argumenten en bespottelijke aannames verafschuwde, veroordeelde en afwees. Het stelde hem in staat vast te houden aan zijn eigen juiste principes en standpunten toen hij afgewezen was door de menigten en in de steek was gelaten door hen die hem nabij waren.

Jobs goedhartigheid en oprechtheid

Aangezien we in Jobs gedrag de uiting van verschillende aspecten van zijn menselijkheid kunnen zien, wat zien we van Jobs menselijkheid als hij zijn mond opent om de dag van zijn geboorte te vervloeken? Dit onderwerp delen we hieronder.

Hierboven heb ik gesproken over de oorsprong van Jobs vervloeking van zijn geboortedag. Wat zien jullie hierin? Als Job hardvochtig zou zijn, zonder liefde, als hij koud en emotieloos zou zijn en het hem aan menselijkheid zou ontbreken, zou hij dan om Gods hartewens gegeven kunnen hebben? En zou hij, als gevolg daarvan, dan zijn eigen geboortedag veracht kunnen hebben? Met andere woorden, als Job hardvochtig zou zijn en het hem aan menselijkheid zou ontbreken, zou hij dan bedroefd geweest kunnen zijn vanwege Gods pijn? Zou hij zijn geboortedag vervloekt kunnen hebben, omdat God door hem gekrenkt was? Het antwoord is: absoluut niet! Want Job was goedhartig, Job gaf om Gods hart; omdat hij om Gods hart gaf, voelde Job Gods pijn; omdat hij goedhartig was, onderging hij als gevolg van het voelen van Gods pijn grotere kwellingen; omdat hij Gods pijn voelde, begon hij zijn geboortedag te verafschuwen en vervloekte daarom de dag waarop hij geboren was. Voor buitenstaanders is Jobs hele gedrag tijdens zijn beproevingen voorbeeldig. Alleen zijn vervloeking van zijn geboortedag zet vraagtekens bij zijn volmaaktheid en oprechtheid, of biedt ruimte voor een andere inschatting. Eigenlijk was dit de meest ware uitdrukking van de essentie van Jobs menselijkheid. De essentie van zijn menselijkheid was niet verhuld of verpakt, of door iemand anders herzien. Toen hij zijn geboortedag vervloekte, toonde hij diep vanuit zijn hart goedhartigheid en oprechtheid; hij was als een bron waarvan het water zo helder en doorzichtig was, dat je de bodem kon zien.

Nu we dit alles over Job te weten gekomen zijn, zullen de meeste mensen ongetwijfeld een vrij precieze en objectieve inschatting maken van de essentie van Jobs menselijkheid. Ze zouden ook een diepgaand, praktisch en vergevorderd begrip en waardering moeten hebben van Jobs volmaaktheid en oprechtheid waar God over sprak. Hopelijk zal dit begrip en deze waardering mensen helpen om de weg te bewandelen van godvrezendheid en het mijden van kwaad.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, Gods werk, Gods gezindheid en God Zelf II

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Neem contact op via Messenger