Dagelijkse woorden van God: God kennen | Fragment 119

04 augustus 2020

Vijf soorten mensen

Voorlopig zal ik onze communicatie over de rechtvaardige gezindheid van God hiermee laten eindigen. Vervolgens zal ik Gods volgelingen indelen in verschillende categorieën, afhankelijk van hun begrip van God en hun kennis van en ervaring met Zijn rechtvaardige gezindheid, zodat jullie het stadium kennen waar je op dit moment toe behoort evenals jullie huidige gestalte. Wat betreft hun kennis van God en hun begrip van Zijn rechtvaardige gezindheid, kunnen de verschillende stadia en gestaltes die mensen innemen over het algemeen in vijf typen worden verdeeld. Dit onderwerp is gebaseerd op het kennen van de unieke God en Zijn rechtvaardige gezindheid; Wanneer jullie de volgende inhoud lezen, moeten jullie daarom zorgvuldig proberen om erachter te komen hoeveel begrip en kennis jullie hebben met betrekking tot Gods uniekheid en Zijn rechtvaardige gezindheid, en dit dan gebruiken om te beoordelen in welk stadium jullie echt thuishoren, hoe groot jullie gestalte werkelijk is, en welk type persoon jullie echt zijn.

Het eerste type: de fase van de ingebakerde baby

Wat is een ingebakerde baby? Een ingebakerde baby is een baby die zojuist in deze wereld is gekomen, een pasgeboren baby. Op dat moment zijn mensen op hun kleinst en meest onvolwassen.

Mensen in deze fase bezitten in wezen geen besef of bewustzijn van zaken betreffende het geloof in God. Ze zijn verbijsterd en onwetend over alles. Deze mensen hebben misschien al heel lang of helemaal niet lang in God geloofd, maar hun verbijsterde en onwetende gesteldheid en hun ware gestalte plaatsen hen in het stadium van een ingebakerde baby. De precieze definitie van de omstandigheden van een ingebakerd kind is als volgt: hoe lang zo’n soort persoon ook in God heeft geloofd, hij zal altijd warrig, verward en eenvoudig denken; hij weet niet waarom hij in God gelooft, noch weet hij wie God is, noch kan hij God identificeren. Hoewel hij God volgt, is er geen exacte definitie van God in zijn hart, en kan hij niet bepalen of wie hij volgt, God is, laat staan of hij echt in God moet geloven en Hem moet volgen. Dit is de ware toestand van dit type mens. De gedachten van deze mensen zijn vertroebeld en eenvoudig gezegd bestaat hun geloof uit verwarring. Ze zijn altijd in een gesteldheid van verbijstering en leegte; warrigheid, verwarring en eenvoud is kort samengevat hun gesteldheid. Ze hebben het bestaan van God nooit gezien of gevoeld, en daarom is met hen praten over het kennen van God net zo nuttig als hen een boek laten lezen dat in hiërogliefen is geschreven; zij zullen het niet begrijpen of aannemen. Voor hen is God kennen hetzelfde als het horen van een fantasieverhaal. Terwijl hun gedachten misschien vertroebeld zijn, zijn ze ervan overtuigd dat het kennen van God een totale verspilling van tijd en moeite is. Dit is het eerste type persoon: een ingebakerde baby.

Het tweede type: de fase van de zogende baby

In vergelijking met een ingebakerde baby, heeft dit type persoon enige vooruitgang geboekt. Helaas hebben ze nog steeds geen enkel begrip van God. Ze missen nog steeds een duidelijk begrip van en inzicht in God, en ze zien niet erg duidelijk waarom ze in God zouden moeten geloven, maar in hun hart hebben ze hun eigen doel en heldere ideeën. Ze houden zich niet bezig met de vraag of het juist is om in God te geloven. De doelstelling en het doel dat zij zoeken door geloof in God is om te genieten van Zijn genade, om vreugde en vrede te hebben, om comfortabel te leven, om Gods zorg en bescherming te hebben en om te leven onder Gods zegeningen. Ze houden zich niet bezig met de mate waarin ze God kennen; ze hebben geen drang om begrip van God te zoeken, noch houden ze zich bezig met wat God aan het doen is of wat Hij wil doen. Ze zoeken er slechts blindelings naar zich te verheugen in Zijn genade en meer van Zijn zegeningen te verkrijgen; ze proberen deze honderdvoudig te ontvangen in het huidige tijdperk en het eeuwige leven in het komende tijdperk. Hun gedachten, bestedingen en toewijding, evenals hun lijden, hebben allemaal hetzelfde doel: Gods genade en zegeningen verkrijgen. Ze hebben geen aandacht voor iets anders. Dit type personen is er alleen zeker van dat God hen veilig kan bewaren en Zijn genade aan hen kan schenken. Je kunt zeggen dat ze niet geïnteresseerd zijn in en niet erg duidelijk weten waarom God de mens wil redden of welk resultaat God met Zijn woorden en werk wil bereiken. Ze hebben nooit moeite gedaan om Gods wezen en rechtvaardige gezindheid te kennen, noch kunnen ze de interesse daarvoor opbrengen. Ze hebben geen zin om op deze dingen te letten en willen ze ook niet kennen. Ze willen niet vragen naar Gods werk, Gods eisen aan de mens, Gods wil of wat dan ook dat betrekking heeft op God, en het is voor hen te veel gevraagd om naar deze dingen te vragen. Dit komt omdat zij geloven dat deze zaken niets te maken hebben met hun plezier in Gods genade; ze houden zich alleen bezig met een God die genade kan schenken en die gerelateerd is aan hun persoonlijke belangen. Ze hebben helemaal geen interesse in iets anders, en dus kunnen ze de realiteit van de waarheid niet binnengaan, ongeacht hoeveel jaar ze in God hebben geloofd. Zonder dat iemand hen vaak water geeft of voedt, is het voor hen moeilijk om verder te gaan op het pad van het geloof in God. Als ze niet kunnen genieten van hun vroegere vreugde en vrede of Gods genade genieten, zijn ze nogal onderhevig aan terugkrabbelen. Dit is het tweede type persoon: de persoon die leeft in het stadium van het gespeende kind.

Het derde type: de fase van het gespeende kind, ofwel het stadium van het jonge kind

Deze groep mensen heeft een duidelijk bewustzijn. Deze mensen weten dat het genieten van Gods genade niet betekent dat zij zelf echte ervaring bezitten; ze zijn zich ervan bewust dat als ze nooit moe worden van het zoeken naar vreugde en vrede, van het zoeken naar genade, of als ze kunnen getuigen door het delen van hun ervaring van Gods genade of door het prijzen van de zegeningen die God hen heeft geschonken, deze dingen niet betekenen dat ze het leven bezitten, noch dat ze de realiteit van de waarheid bezitten. Beginnend vanuit hun bewustzijn, houden ze op met het koesteren van wilde hoop dat ze louter vergezeld zullen worden door Gods genade; in plaats daarvan, terwijl ze genieten van Gods genade, willen ze tegelijkertijd iets voor God doen; ze zijn bereid om hun plicht te vervullen, om een beetje ontbering en vermoeidheid te doorstaan, om enige mate van samenwerking met God te hebben. Omdat hun streven in hun geloof in God echter te verwaterd is, omdat de individuele intenties en verlangens die ze herbergen te sterk zijn, omdat hun gezindheid te wild arrogant is, is het erg moeilijk voor hen om aan Gods verlangen tegemoet te komen of om loyaal te zijn aan God; daarom kunnen ze hun individuele wensen vaak niet uitvoeren of hun beloften aan God nakomen. Ze bevinden zich vaak in een tegenstrijdige gesteldheid: ze willen God heel graag in de grootst mogelijke mate tevreden stellen, maar toch gebruiken ze al hun macht om zich tegen Hem te verzetten; ze leggen vaak geloften af aan God, maar onttrekken zich snel aan hun eed. Nog vaker bevinden ze zich in andere tegenstrijdige gesteldheden: ze geloven oprecht in God en toch ontkennen ze Hem en alles wat van Hem komt; ze hopen vurig dat God hen zal verlichten, leiden, voorzien en helpen, maar toch zoeken ze hun eigen uitweg. Ze willen God begrijpen en kennen, maar toch zijn ze niet bereid om dicht bij Hem te komen. In plaats daarvan mijden ze God altijd; hun harten zijn gesloten voor Hem. Hoewel ze een oppervlakkig begrip en ervaring hebben van de letterlijke betekenis van Gods woorden en van de waarheid, en een oppervlakkig concept van God en waarheid, kunnen ze onbewust nog steeds niet bevestigen of bepalen of God de waarheid is; ze kunnen niet bevestigen of God echt rechtvaardig is; noch kunnen zij de echtheid van Gods gezindheid en wezen bepalen, laat staan Zijn ware bestaan. Hun geloof in God bevat altijd twijfels en misverstanden, en het bevat ook ideeën en opvattingen. Terwijl ze genieten van Gods genade, ervaren of praktiseren ze ook met tegenzin sommige waarheden waarvan zij geloven dat ze haalbaar zijn, om hun geloof te verrijken, om hun ervaring in het geloof in God te vergroten, om hun begrip van geloven in God te verifiëren, ter bevrediging van hun ijdelheid over het wandelen op het levenspad dat zij zelf hebben ingesteld en het bereiken van een rechtvaardige zaak van de mensheid. Tegelijkertijd doen ze deze dingen ook om hun eigen verlangen naar het verwerven van zegeningen te bevredigen, om een gok te wagen zodat ze grotere zegeningen van de mensheid kunnen dragen, om het ambitieuze streven en de levenslange wens te bereiken om niet te rusten tot zij God verkregen hebben. Deze mensen zijn zelden in staat om Gods verlichting te verkrijgen, want hun verlangen en hun voornemen om zegeningen te ontvangen zijn voor hen te belangrijk. Ze talen er niet naar om dit op te geven en zouden dat ook niet over hun hart kunnen verkrijgen. Ze zijn bang de motivatie om in God te geloven te verliezen zonder het verlangen om zegeningen te krijgen, zonder de lang gekoesterde ambitie om niet te rusten voordat ze God hebben verkregen. Daarom willen ze de realiteit niet onder ogen zien. Ze willen Gods woorden of Gods werk niet onder ogen zien. Ze willen Gods gezindheid of wezen niet onder ogen zien, laat staan dat ze het onderwerp van het kennen van God ter sprake willen brengen. Dit komt omdat wanneer God, Zijn wezen en Zijn rechtvaardige gezindheid hun verbeelding vervangen, hun dromen in rook zullen opgaan; hun zogenaamd pure geloof en ‘verdiensten’, opgespaard door jarenlang nauwgezet werk, zullen verdwijnen en niets meer waard zijn; hun ‘territorium’ dat ze in de loop van de jaren met hun zweet en bloed hebben veroverd, zal op instorten staan. Dit zal betekenen dat hun vele jaren van hard werken en inspanning nutteloos zijn geweest, dat ze opnieuw met niets moeten beginnen. Dit is de moeilijkste pijn voor hen om in hun hart te verdragen, en het is het resultaat dat zij het minst wensen te zien; daarom zijn ze altijd opgesloten in dit soort patstelling en weigeren ze terug te keren. Dit is het derde type persoon: de persoon die leeft in het stadium van het gespeende kind.

De drie soorten mensen die hierboven zijn beschreven – met andere woorden, de mensen die in deze drie stadia leven – hebben geen echt geloof in Gods identiteit en status of in Zijn rechtvaardige gezindheid, noch hebben ze enige duidelijke, definitieve erkenning of bevestiging van deze dingen. Daarom is het erg moeilijk voor deze drie soorten mensen om de realiteit van de waarheid binnen te gaan, en het is ook moeilijk voor hen om Gods genade, verlichting of illuminatie te ontvangen, omdat de manier waarop zij in God geloven en hun verkeerde houding ten opzichte van God het voor Hem onmogelijk maakt om werk in hun harten te verrichten. Hun twijfels, misvattingen en verbeeldingen met betrekking tot God hebben hun geloof en kennis van God overtroffen. Dit zijn drie zeer gevaarlijke soorten mensen evenals drie zeer gevaarlijke stadia. Wanneer iemand een houding van twijfel houdt tegenover God, Gods wezen, Gods identiteit, de kwestie of God de waarheid is en de echtheid van Zijn bestaan, en niet zeker van deze dingen kan zijn, hoe kan iemand dan alles accepteren wat van God komt? Hoe kan iemand het feit accepteren dat God de waarheid, de weg en het leven is? Hoe kan iemand Gods tuchtiging en oordeel accepteren? Hoe kan iemand Gods redding accepteren? Hoe kan zo iemand Gods ware leiding en voorziening verkrijgen? Degenen die in deze drie fasen verkeren, kunnen zich verzetten tegen God, oordelen over God, God lasteren of God op enig moment verraden. Ze kunnen de ware weg en God op ieder moment verlaten. Je kunt zeggen dat mensen in deze drie stadia in een kritieke periode zitten, want ze zijn niet op het juiste spoor gekomen om in God te geloven.

Het vierde type: de fase van het volwassen wordende kind, ofwel de kindertijd

Nadat iemand is gespeend, dat wil zeggen, nadat men een ruime hoeveelheid genade heeft genoten, begint men te onderzoeken wat het betekent om in God te geloven, om verschillende vragen te willen begrijpen, zoals waarom de mens leeft, hoe de mens moet leven en waarom God Zijn werk aan de mens uitvoert. Wanneer deze onduidelijke gedachten en verwarde opvattingen in mensen naar boven komen en in hen bestaan, ontvangen ze voortdurend bewatering en zijn ze ook in staat om hun plicht te vervullen. Gedurende deze periode hebben ze geen twijfels meer over de waarheid van Gods bestaan, en hebben ze een nauwkeurig begrip van wat het betekent om in God te geloven. Op dit fundament hebben ze een geleidelijke kennis van God en krijgen ze geleidelijk een aantal antwoorden op hun onduidelijke gedachten en verwarde opvattingen over Gods gezindheid en wezen. Wat betreft hun veranderingen in gezindheid en hun kennis van God, beginnen mensen in deze fase het juiste pad te bewandelen en gaan ze een overgangsperiode in. In deze fase beginnen mensen leven te ontvangen. Duidelijke aanwijzingen van het bezit van leven zijn de geleidelijke oplossing van de verschillende vragen met betrekking tot het kennen van God die mensen in hun hart hebben – misverstanden, verbeeldingen, opvattingen en vage definities van God – dat ze niet alleen werkelijk in de echtheid van Gods bestaan geloven en deze kennen, maar ook een duidelijke definitie en oriëntatie van God in hun hart hebben, dat waarachtig volgen van God hun vage geloof vervangt. Tijdens deze fase leren mensen geleidelijk hun misvattingen tegenover God en hun verkeerde bezigheden en manieren van geloven kennen. Ze beginnen naar de waarheid te hunkeren, ze hunkeren naar het ervaren van Gods oordeel, kastijding en discipline, hunkeren naar een verandering in hun gezindheid. Ze verlaten geleidelijk alle soorten opvattingen en verbeeldingen van God in deze fase; tegelijkertijd veranderen en corrigeren ze hun onjuiste kennis van God en verkrijgen ze wat correcte fundamentele kennis van God. Hoewel een deel van de kennis waarover mensen in deze fase beschikken niet al te specifiek of nauwkeurig is, laten ze op zijn minst geleidelijk aan hun opvattingen, verkeerde kennis en misverstanden over God varen; ze handhaven niet langer hun eigen opvattingen en fantasieën ten opzichte van God. Ze beginnen te leren hoe dingen op te geven – dingen verkregen uit hun eigen opvattingen, van kennis en van Satan; ze worden bereid om zich te onderwerpen aan correcte en positieve dingen, zelfs aan dingen die voortkomen uit Gods woorden en in overeenstemming zijn met de waarheid. Ze beginnen ook te proberen om Gods woorden te ervaren, persoonlijk Zijn woorden te kennen en uit te voeren, Zijn woorden te accepteren als de beginselen van hun daden en als basis om hun gezindheid te veranderen. Tijdens deze periode accepteren mensen onbewust Gods oordeel en tuchtiging, accepteren ze onbewust Gods woorden als hun leven. Terwijl ze Gods oordeel en tuchtiging accepteren en Gods woorden accepteren, worden ze zich steeds meer bewust en kunnen ze aanvoelen dat de God waar ze in hun hart in geloven werkelijk bestaat. In Gods woorden, hun ervaringen en hun leven, voelen ze steeds meer dat God altijd de leiding heeft gehad over het lot van de mens, de mens heeft geleid en voor de mens heeft voorzien. Door hun omgang met God bevestigen zij geleidelijk aan Gods bestaan. Daarom, voordat ze het beseffen, hebben ze al onbewust ingestemd met en vast geloofd in Gods werk, en hebben ze Gods woorden goedgekeurd. Als mensen eenmaal Gods woorden goedkeuren en Gods werk goedkeuren, verloochenen zij zichzelf onophoudelijk, verloochenen hun eigen opvattingen, verloochenen hun eigen kennis, verloochenen hun eigen fantasieën en proberen tegelijkertijd onophoudelijk te zoeken naar wat de waarheid en wat Gods wil is. De kennis van mensen over God is vrij oppervlakkig tijdens deze periode van ontwikkeling – ze zijn zelfs niet in staat om deze kennis duidelijk uit te drukken in woorden, noch kunnen ze er specifiek over uitweiden – en ze hebben alleen een scherpzinnig begrip; echter, in tegenstelling tot de voorgaande drie fasen, hebben de onvolwassen levens van mensen in deze periode al bewatering en de toevoer van Gods woorden gekregen en zijn ze al begonnen te ontspruiten. Het is als een in de grond begraven zaadje; na het verkrijgen van vocht en voedingsstoffen zal het uit de grond opkomen; zijn ontkiemen vertegenwoordigt de geboorte van een nieuw leven. Met deze geboorte van een nieuw leven kan iemand een glimp opvangen van de indicaties van het leven. Met het leven zullen mensen daardoor groeien. Daarom zal op deze fundamenten – geleidelijk op weg op het juiste pad van het geloof in God, het opgeven van hun eigen opvattingen, het verkrijgen van Gods leiding – het leven van mensen onvermijdelijk stap voor stap groeien. Op welke basis wordt deze groei gemeten? Deze wordt gemeten naar hun ervaring met Gods woorden en hun ware begrip van Gods rechtvaardige gezindheid. Hoewel ze het heel moeilijk vinden om hun eigen woorden te gebruiken om hun kennis van God en Zijn wezen nauwkeurig te beschrijven tijdens deze groeiperiode, is deze groep mensen niet langer subjectief bereid plezier na te streven door het genieten van Gods genade, of om hun doel achter het geloven in God na te streven, namelijk het verkrijgen van Zijn genade. In plaats daarvan zijn ze bereid om te proberen naar Gods woord te leven, om een voorwerp van Gods redding te worden. Bovendien bezitten ze het vertrouwen en zijn ze klaar om Gods oordeel en tuchtiging te accepteren. Dit is het kenmerk van een persoon in de fase van groei.

Hoewel mensen in deze fase enige kennis hebben van Gods rechtvaardige gezindheid, is deze kennis erg vaag en onduidelijk. Terwijl ze dit niet duidelijk kunnen uitwerken, hebben ze het gevoel dat ze intern al iets hebben gewonnen, want ze hebben een zekere mate van kennis en begrip van Gods rechtvaardige gezindheid verkregen door Gods tuchtiging en oordeel; het is echter allemaal tamelijk oppervlakkig en het bevindt zich nog in een elementaire fase. Deze groep mensen heeft een concreet gezichtspunt waarmee ze Gods genade benaderen. Dit gezichtspunt komt tot uiting in de veranderingen van de doelstellingen die zij nastreven en de manier waarop zij deze nastreven. Ze hebben al gezien – in Gods woorden en werk, in allerlei soorten eisen die Hij stelt aan de mens en in Zijn openbaringen van de mens – dat als ze nog steeds de waarheid niet nastreven, als ze nog steeds niet proberen de realiteit na te streven, als ze nog steeds niet proberen God tevreden te stellen en te kennen terwijl zij Zijn woorden ervaren, dat zij dan de betekenis van het geloven in God zullen verliezen. Ze zien dat, hoezeer ze ook genieten van Gods genade, ze hun gezindheid niet kunnen veranderen, God niet tevreden kunnen stellen en Hem niet kunnen kennen, en dat als mensen voortdurend leven onder Gods genade, ze nooit groei zullen bereiken, nooit leven zullen krijgen en nooit in staat zullen zijn om redding te ontvangen. Kortom, als iemand Gods woorden niet echt kan ervaren en God niet door Zijn woorden kan kennen, zal hij eeuwig in de fase van een heel jong kind blijven en nooit een enkele stap voorwaarts nemen in de groei van zijn leven. Als je voor altijd in de fase van een heel jong kind leeft, als je nooit de realiteit van Gods woord binnengaat, als je nooit Gods woord ervaart als je leven, als je nooit het ware geloof en kennis van God bezit, is het dan mogelijk dat je door God compleet gemaakt wordt? Iedereen die de realiteit van Gods woord binnengaat, iedereen die Gods woord als zijn leven aanvaardt, iedereen die begint met het accepteren van Gods tuchtiging en oordeel, iedereen wiens verdorven gezindheid begint te veranderen, en iedereen die een hart heeft dat hunkert naar waarheid, heeft daarom een verlangen om God te kennen, heeft een verlangen om Gods redding te accepteren – deze mensen zijn degenen die echt het leven bezitten. Dit is echt het vierde type persoon, het volwassen wordende kind, de persoon in de fase van de kindertijd.

Het vijfde type: de fase van het volwassen leven, ofwel de volwassen fase

Nadat ze de dribbelfase van de kindertijd hebben meegemaakt, deze groeifase vol herhaalde kenteringen, zijn de levens van mensen al gestabiliseerd, houden hun stappen vooruit niet langer op en is niemand in staat om hen nog te belemmeren. Hoewel het pad dat voor hen ligt nog ruw en ruig is, zijn ze niet langer zwak of angstig; ze struikelen niet langer vooruit en raken niet langer gedesoriënteerd. Hun fundamenten zijn diep geworteld in de echte ervaring van Gods woord. Hun harten zijn aangetrokken door Gods waardigheid en grootheid. Ze hunkeren ernaar om Gods voetstappen te volgen, Gods wezen te kennen, God in Zijn geheel te kennen.

Mensen in deze fase weten al duidelijk in wie ze geloven en ze weten duidelijk waarom ze in God moeten geloven en wat de betekenis is van hun eigen individuele leven; ze weten ook duidelijk dat alles wat God uitdrukt de waarheid is. In hun vele jaren van ervaring beseffen ze dat men zonder Gods oordeel en tuchtiging nooit in staat zal zijn om God tevreden te stellen of te kennen, noch ooit echt in staat zal zijn om voor God te verschijnen. Binnen de individuele harten van deze mensen is een sterk verlangen om door God te worden beproefd, om Gods rechtvaardige gezindheid te zien terwijl men wordt beproefd, om een zuiverder liefde te bereiken, en tegelijkertijd in staat te zijn God echter te begrijpen en te kennen. Degenen die tot deze fase behoren, hebben van de fase van het jonge kind al volledig afscheid genomen, de fase van het genieten van Gods genade en het eten van brood en het gevuld zijn. Ze hebben niet langer de buitenissige hoop dat God hen zal tolereren en hun genade zal betonen; integendeel, zij vertrouwen er op Gods onophoudelijke tuchtiging en oordeel te ontvangen en hopen daarop, om zich zo te scheiden van hun verdorven gezindheid en God tevreden te stellen. Hun kennis van God, hun bezigheden of de uiteindelijke doelen van hun bezigheden: deze dingen zijn allemaal heel duidelijk in hun hart. Daarom hebben mensen in de volwassen fase al volledig afscheid genomen van de fase van vaag geloof, de fase waarin ze vertrouwen op genade voor redding, de fase van het onvolwassen leven dat niet bestand is tegen beproevingen, de fase van vaagheid, de fase van tasten, de fase van vaak geen pad hebben om te bewandelen, de onstabiele periode van afwisselend plotselinge hitte en kou, en de fase waarin men God volgt met toegedekte ogen. Zo iemand ontvangt vaak Gods verlichting en illuminatie en houdt zich vaak bezig met ware omgang en communicatie met God. Men kan zeggen dat mensen die in deze fase leven al een deel van Gods wil begrepen hebben; ze zijn in staat om de principes van de waarheid te vinden in alles wat ze doen; ze weten hoe Gods verlangen te bevredigen. Bovendien hebben ze ook het pad gevonden om God te kennen en zijn ze begonnen te getuigen van hun kennis van God. Tijdens het proces van geleidelijke groei hebben ze een geleidelijk begrip en kennis van Gods wil, van Gods wil in het scheppen van de mensheid, van Gods wil in het beheren van de mensheid; daarnaast hebben zij ook geleidelijk begrip en kennis van Gods rechtvaardige gezindheid als het om de hoofdzaak gaat. Geen enkele menselijke opvatting of verbeelding kan deze kennis vervangen. Hoewel men niet kan zeggen dat iemands leven in de vijfde fase volledig volwassen is en deze persoon niet rechtvaardig of volledig genoemd kan worden, heeft zo iemand al een stap gezet naar de fase van volwassenheid in het leven; zo’n persoon is al in staat om voor God te verschijnen, om oog in oog te staan met Gods woord en oog in oog met God. Omdat zulk soort mensen zoveel van Gods woord hebben ervaren, ontelbare beproevingen hebben meegemaakt en ontelbare voorbeelden van discipline, oordeel en tuchtiging van God hebben ervaren, is hun onderwerping aan God niet relatief maar absoluut. Hun kennis van God is getransformeerd van onderbewuste naar heldere en precieze kennis, van oppervlakkig naar diep, van wazig en vaag naar nauwgezet en tastbaar, en van zwaar geklungel en passief gezoek zijn ze overgegaan naar moeiteloze kennis en proactief getuigen. Men kan zeggen dat mensen in deze fase de realiteit van de waarheid van Gods woord bezitten, dat zij een pad naar vervolmaking zijn ingeslagen zoals dat van Petrus. Dit is het vijfde type persoon, iemand die leeft in een staat van volwassen zijn – de volwassen fase.

Het Woord, Deel II, Over het kennen van God, God Zelf, de unieke II

Meer bekijken

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Delen

Annuleren

Neem contact op via Messenger