De hoofdpersoon werd geboren in een katholieke familie en werd op 13-jarige leeftijd gedoopt. Hij wil priester worden om God te dienen en studeert tien jaar aan een seminarie om dat doel te bereiken. Maar hoewel hij de gelofte van kuisheid heeft afgelegd, denkt hij altijd aan trouwen en een gezin stichten. Hij maakt zich zorgen dat hij zijn gelofte wil breken, dat hij zondigt en oneerlijk is tegenover God en daarom het hemelse koninkrijk niet zal kunnen binnengaan. Omdat hij zichzelf niet kan bevrijden van de ketenen van zonde, geeft hij het priesterschap eindelijk op en keert hij terug naar zijn thuisstad. Na zijn huwelijk blijft hij in zonde leven. Deze eeuwige cyclus van zondigen en biechten ontmoedigt hem en stelt hem teleur. Een ander kerklid met wie hij op een dag praat zegt dat veel oprechte gelovigen nu geloven in Bliksem uit het oosten. Uit nieuwsgierigheid besluiten ze om naar De Kerk van Almachtige God te gaan. Hij is heel blij als hij hoort dat Almachtige God de teruggekeerde Heer Jezus is. Alles wat hij niet snapte in al die jaren dat hij geloofde, wordt nu duidelijk door het lezen van Almachtige Gods woorden en zo vindt hij het pad om te worden gereinigd en vrij te zijn van zonde.