Dagelijkse woorden van God: Het blootleggen van de verdorvenheid van de mensheid | Fragment 368

25 augustus 2020

Door de eeuwen heen hebben velen deze wereld in teleurstelling verlaten, met tegenzin, en velen zijn erin gekomen met hoop en geloof. Ik heb voor velen geregeld om te komen en ik heb velen weggezonden. Ontelbare mensen zijn door mijn handen gegaan. Vele geesten zijn in de onderwereld geworpen, vele zijn vleesgeworden en vele zijn gestorven en zijn herboren op aarde. Toch heeft nooit iemand van hen de kans gehad om te genieten van de zegeningen van het koninkrijk vandaag. Ik heb de mens zo veel gegeven en toch heeft hij weinig verworven, omdat de woeste aanval van Satans krachten het voor hem onmogelijk gemaakt heeft om te genieten van al mijn weelde. De mens heeft enkel het geluk gehad om het te zien, maar nooit heeft hij er echt helemaal van kunnen genieten. Hij heeft nooit de schatkamer ontdekt in zijn lichaam om de weelde van de hemel te ontvangen en zo is hij de zegeningen die ik hem geschonken heb verloren. Is de geest van de mens niet het vermogen dat hem verbindt met mijn Geest? Waarom heeft de mens zich nooit tot mij gewend met zijn geest? Waarom komt hij nader tot mij in het vlees en kan hij dat niet in de geest? Is mijn ware gelaat van vlees? Waarom kent de mens mijn substantie niet? Is er dan werkelijk nooit enig spoor geweest van mij in de geest van de mens? Ben ik dan volledig verdwenen uit de geest van de mens? Wanneer de mens niet binnentreedt in het spirituele rijk, hoe kan hij dan mijn intenties vatten? Is er dan geen enkel element in de ogen van de mens dat de spirituele wereld kan binnendringen? Op veel momenten heb ik de mens aangeroepen met mijn Geest en toch handelt de mens alsof hij neergestoken is door mij, mij van een afstand aankijkend, in grote angst dat ik hem naar een andere wereld zal brengen. Op veel momenten heb ik de geest van de mens onderzocht en toch is hij totaal vergeetachtig en diep angstig dat ik zijn huis zal binnentreden en de kans zal grijpen om hem al wat hij bezit te ontnemen. Zo sluit hij mij buiten op en laat hij mij achter met niets dan een koude, goed vergrendelde deur. Op veel momenten is de mens gevallen en heb ik hem gered en toch, wanneer hij wakker wordt, verlaat hij mij meteen en, ongevoelig voor mijn liefde, werpt hij mij een behoudende blik toe; nooit heb ik het hart van de mens verwarmd. De mens is een emotieloos, koelbloedig dier. Zelfs als mijn omhelzing hem verwarmt, is hij er nooit diep door geraakt. De mens is net een wilde in de bergen. Hij heeft mijn waardering voor de mensheid nooit gekoesterd. Hij is niet bereid om mij te benaderen en hij verkiest het om in de bergen te blijven ronddwalen, waar hij de dreiging van wilde beesten doorstaat – en toch is hij niet bereid om zijn vlucht te nemen tot mij. Ik dwing geen enkele mens: ik doe enkel mijn werk. De dag zal komen waarop de mens naar mijn zijde zal zwemmen vanuit het midden van de machtige oceaan, zodat hij kan genieten van al de weelde van de aarde en zodat hij het risico verzwolgen te worden door de zee achter zich kan laten.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Gods woorden aan het hele universum, hfst. 20

Meer bekijken

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Delen

Annuleren

Neem contact op via Messenger