Dagelijkse woorden van God: Het blootleggen van de verdorvenheid van de mensheid | Fragment 302

25 augustus 2020

De bron van de openbaring van de verdorven gezindheid van de mens is niets meer dan zijn afgestompte geweten, zijn kwaadaardige natuur en zijn ondeugdelijke verstand. Als het geweten en het verstand van de mens weer normaal kunnen worden, zal hij geschikt worden om voor Gods aangezicht te worden gebruikt. Het komt simpelweg omdat het geweten van de mens altijd gevoelloos is geweest, het verstand van de mens nooit gezond is geweest en steeds afgestompter raakt, dat de mens steeds opstandiger wordt jegens God. Hij heeft Jezus zelfs aan het kruis genageld en heeft de vleesgeworden God van de laatste dagen toegang tot zijn huis geweigerd. Hij veroordeelt Gods vlees en ziet Gods vlees als oneervol en onwaardig. Als de mens ook maar een beetje menselijkheid had, zou hij niet zo wreed zijn in zijn behandeling van Gods vleesgeworden vlees. Als hij ook maar een beetje verstand had, zou hij niet zo kwaadaardig zijn in zijn behandeling van het vlees van de vleesgeworden God. Als hij ook maar een beetje geweten had, zou hij de vleesgeworden God niet zo ‘dankbaar’ zijn op deze manier. De mens leeft in het tijdperk dat God vlees is geworden, toch is hij niet in staat om God te danken voor deze geweldige gelegenheid. In plaats daarvan vervloekt hij de komst van God of negeert hij het feit van Gods vleeswording volkomen, en is hij er schijnbaar op tegen en moe van. Hoe de mens ook tegen de komst van God aankijkt, God heeft kort gezegd Zijn werk toch altijd voortgezet – ook al heeft de mens Hem geenszins verwelkomd en stelt hij wel blindelings eisen aan Hem. De gezindheid van de mens is uitermate kwaadaardig geworden, zijn verstand is uitermate afgestompt en zijn geweten is volkomen vertrapt door de boze en is al heel lang niet meer als het oorspronkelijke geweten van de mens. De mens is niet alleen ondankbaar jegens de vleesgeworden God voor het uitstorten van zoveel leven en genade op de mensheid, maar is zelfs verbitterd jegens God dat Hij hem de waarheid heeft gegeven. De mens heeft namelijk geen greintje belangstelling voor de waarheid, daarom is hij verbitterd jegens God. De mens is niet alleen niet in staat om zijn leven neer te leggen voor de vleesgeworden God, maar hij probeert desondanks gunsten van Hem los te krijgen, en hij verwacht een rente die tientallen keer meer is dan wat de mens God heeft gegeven. Mensen met zo’n geweten en verstand nemen dit alles voor lief, en blijven geloven dat ze heel veel voor God hebben gedaan en dat God ze te weinig heeft gegeven. Er zijn mensen die mij een kom water hebben gegeven en hun handen uitstrekten met de vraag om de waarde van twee kommen melk, of ze hebben mij onderdak voor één nacht geboden maar probeerden mij vele malen meer in rekening te brengen voor de accommodatie. Hoe kun je met zo’n menselijkheid, en zo’n geweten, nog steeds wensen het leven te verkrijgen? Wat zijn jullie verachtelijke ellendelingen! Het is vanwege deze menselijkheid en dit geweten van de mens dat de vleesgeworden God het land doorkruist zonder een schuilplaats te vinden. Mensen die werkelijk een geweten en menselijkheid bezitten, dienen de vleesgeworden God te aanbidden en met geheel hun hart te dienen, niet omwille van hoeveel werk Hij heeft gedaan, maar zelfs als Hij geen enkel werk zou doen. Dit moeten mensen met gezond verstand doen en dit is de plicht van de mens. De meeste mensen spreken zelfs over voorwaarden in hun dienst aan God. Het maakt ze niet uit of Hij God of een mens is, ze praten alleen over hun eigen voorwaarden en streven alleen hun eigen verlangens na. Wanneer jullie voor mij koken, eisen jullie het loon van een kok, wanneer jullie voor mij hardlopen, vragen jullie om een hardloopvergoeding, wanneer jullie voor mij werken, eisen jullie betaling van jullie arbeidskosten, wanneer jullie mijn kleren wassen, eisen jullie wasgeld, wanneer jullie iets aan de kerk leveren, eisen jullie een onkostenvergoeding, wanneer jullie spreken, eisen jullie een sprekersvergoeding, wanneer jullie boeken uitgeven, eisen jullie vergoeding van de distributiekosten en wanneer jullie schrijven, eisen jullie een beloning voor het schrijven. De mensen die ik heb aangepakt, eisen zelfs een beloning van mij, terwijl zij die naar huis zijn gestuurd genoegdoening eisen voor de bezoedeling van hun naam. Zij die niet getrouwd zijn, eisen een bruidsschat of genoegdoening voor hun verloren jeugd, zij die een kip doden, eisen een slagersprijs, zij die voedsel frituren, eisen een frituurvergoeding en zij die soep maken, eisen daar ook betaling voor … Dit is jullie hoogstaande en verheven menselijkheid, en dit zijn de daden die jullie warme geweten voorschrijft. Waar is jullie verstand? Waar is jullie menselijkheid? Ik zal het jullie vertellen! Als jullie zo doorgaan, staak ik mijn werk onder jullie. Ik ga niet werken onder een stel beesten in menselijke kledij, ik ga zo niet lijden voor zo’n groep mensen achter wier mooie gezicht een verwilderd hart schuilgaat, ik ga niet volharden voor zo’n stel dieren dat geen enkele kans op redding heeft. De dag waarop ik jullie mijn rug toekeer, is de dag waarop jullie sterven, het is de dag dat duisternis over jullie komt en de dag dat het licht jullie zal verlaten! Ik zal het jullie vertellen! Ik zal nooit welwillend zijn naar een groep zoals die van jullie, een groep die zelfs lager is dan dieren! Er zijn grenzen aan mijn woorden en daden. Met jullie menselijkheid en geweten zoals ze zijn, ga ik geen werk meer doen, want jullie geweten schiet zeer tekort, jullie hebben me te veel pijn berokkend en jullie verwerpelijke gedrag hangt me echt de keel uit! Mensen zonder enige menselijkheid en geweten zullen nooit de kans hebben om gered te worden, ik zou zulke harteloze en ondankbare mensen nooit redden. Wanneer mijn dag komt, zal ik mijn verzengende vlammen voor alle eeuwigheid doen neerregenen op de kinderen van de ongehoorzaamheid die mijn brandende toorn ooit hebben opgewekt. Ik zal mijn eeuwigdurende straf opleggen aan die dieren die mij ooit hebben bestookt met beschimpingen en mij in de steek hebben gelaten. Ik zal voor altijd met het vuur van mijn toorn de zonen van de ongehoorzaamheid verbranden die ooit met mij samen gegeten en geleefd hebben maar niet in mij geloofden, en die mij beledigd en verraden hebben. Ik zal iedereen die mijn toorn heeft opgewekt aan mijn straf onderwerpen. Ik zal al mijn toorn doen neerkomen op die beesten die ooit schouder aan schouder met mij wilden staan, maar mij niet aanbeden of gehoorzaamd hebben. De roede waarmee ik de mens sla, zal neerkomen op die dieren die ooit hebben genoten van mijn zorg en de mysteries die ik sprak, en die hebben geprobeerd om materiële geneugten van mij te verkrijgen. Ik zal niemand vergeven die probeert mijn plaats in te nemen. Ik zal niemand sparen die probeert mij voedsel en kleding te ontfutselen. Jullie lopen nu nog geen schade op, maar blijven te ver gaan in de eisen die jullie aan mij stellen. Wanneer de dag van verbolgenheid komt, zullen jullie geen eisen meer aan mij stellen. Dan zal ik jullie naar hartenlust laten ‘genieten’, dan zal ik jullie gezicht ter aarde werpen en jullie zullen nooit meer kunnen opstaan! Ik ga deze schuld vroeg of laat aan jullie ‘terugbetalen’ – en ik hoop dat jullie met geduld naar die dag uitkijken.

Het Woord, Deel I, De verschijning en het werk van God, Een onveranderde gezindheid betekent vijandschap jegens God

Meer bekijken

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Geef een reactie

Delen

Annuleren

Neem contact op via Messenger