De verdorven mensheid heeft de redding van de vleesgeworden God harder nodig (Deel één)

God is vlees geworden omdat het doel van Zijn werk niet de geest van Satan is, of iets anders onstoffelijks, maar de mens, die van het vlees is en verdorven door Satan. Juist omdat het vlees van de mens verdorven is, heeft God de lichamelijke mens tot doel van Zijn werk gemaakt. Omdat de mens bovendien het mikpunt van het verderf is, heeft Hij de mens tot het enige doel van Zijn werk gemaakt in alle stadia van Zijn reddingswerk. De mens is sterfelijk, hij is van vlees en bloed, en alleen God kan de mens redden. Zo moet God het vlees worden met dezelfde eigenschappen als de mens om Zijn werk te kunnen doen, zodat Zijn werk betere resultaten kan opleveren. Om Zijn werk te kunnen doen, moet God vlees worden, juist omdat de mens van vlees is en de zonde niet kan overwinnen en zich niet van het vlees kan ontdoen. Hoewel het wezen en de identiteit van de geïncarneerde God heel anders is dan het wezen en de identiteit van de mens, ziet Hij er als een gewoon mens uit Hij heeft de verschijning van een gewone mens, en leidt Hij het leven van een gewoon mens, en allen die Hem zien, zien geen verschil met een gewoon mens. Het gewone uiterlijk en de gewone menselijkheid volstaan voor Hem om Zijn goddelijke werk in gewone menselijkheid te verrichten. Door Zijn vlees kan Hij in gewone menselijkheid Zijn werk doen, het helpt Hem Zijn werk onder de mensen te verrichten. Bovendien helpt Zijn gewone menselijkheid Hem het reddingswerk onder de mensen uit te voeren. Zijn gewone menselijkheid heeft weliswaar nogal wat stof doen opwaaien onder de mensen, maar dit heeft het gewone effect van Zijn werk niet beïnvloed. Kortom, de mens is bijzonder gebaat bij het werk van Zijn gewone vlees. Ondanks dat de meeste mensen Zijn gewone menselijkheid niet accepteren, kan Zijn werk toch effectief zijn, en het effect kan juist dankzij Zijn gewone menselijkheid worden bereikt. Hierover bestaat geen twijfel. De mens heeft tientallen malen meer baat bij Zijn werk in het vlees dan bij de opvattingen die er onder de mensen heersen over Zijn gewone menselijkheid; al die opvattingen zullen uiteindelijk door Zijn werk worden opgeslokt. En het effect dat Zijn werk heeft bereikt, namelijk de kennis die de mens over Hem heeft, is veel groter dan de opvattingen die de mens over Hem heeft. Het werk dat Hij in het vlees doet kan op geen enkele manier voorgesteld of gemeten worden, want Zijn vlees is niet als het vlees van een lichamelijke mens. Het omhulsel is weliswaar hetzelfde, maar het wezen is niet hetzelfde. Zijn vlees brengt veel opvattingen over God voort onder de mensen, maar Zijn vlees kan mensen ook in staat stellen veel kennis te vergaren en kan zelfs eenieder die eenzelfde omhulsel heeft overwinnen. Hij is namelijk niet slechts een mens, maar Hij is God met het omhulsel van een mens, en niemand kan Hem volledig doorgronden of begrijpen. Een onzichtbare en ontastbare God wordt door iedereen liefgehad en verwelkomd. Als God slechts een voor de mens onzichtbare geest is, is het heel gemakkelijk voor de mens om in God te geloven. De mens kan zijn fantasie de vrije loop laten, kan naar wens ieder beeld van God dat hem bevalt kiezen en zichzelf daarmee gelukkig maken. Zo kan de mens zonder scrupules doen wat zijn eigen God het best bevalt en wat deze God het liefste doet. Sterker nog, de mens gelooft dat er niemand zo godvruchtig en loyaal aan God is als hij, en dat alle anderen heidense honden zijn en ontrouw aan God. Je kan zeggen dat dit is wat de mensen die een vaag, op een doctrine gebaseerd geloof hebben in God, zoeken. Wat zij zoeken is veelal hetzelfde, er is weinig variatie. Alleen hun fantasiebeeld van God is anders, maar hun wezen is hetzelfde.

De mens is kalm onder zijn onbekommerd geloof in God, en gelooft in God op een manier die hemzelf bevalt. Dit is een van de ‘rechten en vrijheden van de mens’ die niemand aan kan tasten, want de mens gelooft in zijn eigen God, niet in de God van iemand anders. Het is zijn privé-eigendom, en bijna iedereen heeft een dergelijk privé-eigendom. De mens beschouwt dit eigendom als een kostbare schat, maar voor God is er niets lager en waardelozer, want er is geen duidelijkere aanwijzing voor verzet tegen God dan dit privé-eigendom van de mens. Vanwege het werk van de geïncarneerde God wordt God vlees met een tastbare vorm, die gezien en aangeraakt kan worden door de mens. Hij is geen vormeloze Geest, maar vlees dat door de mens aangeraakt en gezien kan worden. De meeste Goden waar de mensen in geloven zijn echter godheden zonder vlees en zonder vorm, en hebben ook een vrije vorm. Zo is de geïncarneerde God de vijand geworden van de mensen die in God geloven, en zo zijn zij die het feit dat God geïncarneerd is niet kunnen aanvaarden Gods tegenstanders geworden. Het is niet zo dat de mens opvattingen heeft door zijn manier van denken, of door zijn opstandigheid, maar door dit privé-eigendom van de mens. Door dit eigendom gaan de meeste mensen dood, en het is deze vage God, die niet aangeraakt of gezien kan worden en in feite niet bestaat, dat het leven van de mens geruïneerd wordt. Het leven van de mens is verbeurd, niet door de vleesgeworden God, laat staan door de God in de hemel, maar door de God van zijn eigen fantasie. De enige reden dat de geïncarneerde God vlees is geworden is vanwege de behoeften van de verdorven mens. Het is vanwege de behoeften van de mensen maar niet die van God, en al Zijn opofferingen en lijden zijn in het belang van de mensheid en niet van God Zelf. Voor God zijn er geen voor- en nadelen of beloningen; Hij zal niet een of andere oogst binnenhalen in de toekomst, maar alleen wat Hem oorspronkelijk toch al toekwam. Alles wat Hij doet en opoffert voor de mensheid doet Hij niet voor een grote beloning, maar puur in het belang van de mensheid. Hoewel het werk van God in het vlees onvoorstelbare problemen met zich meebrengt, is het uiteindelijke effect veel groter dan van het werk dat rechtstreeks door de Geest wordt gedaan. Het werk in het vlees brengt veel ontberingen met zich mee, en het vlees kan nooit dezelfde identiteit hebben of dezelfde bovennatuurlijke daden uitvoeren als de Geest, laat staan dat Hij hetzelfde gezag kan hebben als de Geest. Toch steekt de essentie van het werk door dit onopvallende vlees met kop en schouders uit boven het werk dat rechtstreeks door de Geest wordt gedaan, en dit vlees Zelf is het antwoord op alle behoeften van de mens. Voor hen die gered moeten worden is de gebruikswaarde van de Geest veel minder dan die van het vlees: het werk van de Geest beslaat het hele universum, alle bergen, rivieren, meren en oceanen, maar het werk van het vlees heeft meer direct en effectief betrekking op ieder persoon met wie Hij contact heeft. Bovendien kan Gods vlees in tastbare vorm beter door de mens begrepen en vertrouwd worden en kan het de kennis van de mens over God verder verdiepen en een diepe indruk achterlaten op de mens van Gods werkelijke daden. Het werk van de Geest is namelijk in mysteries gehuld. Stervelingen vinden het moeilijk te begrijpen en nog moeilijker te zien waardoor ze alleen op loze verbeelding kunnen teruggrijpen. Het werk van het vlees is daarentegen gewoon, gebaseerd op realiteit en van een grote wijsheid vervuld en kan als feit door het menselijk oog worden waargenomen; de mens kan persoonlijk de wijsheid van het werk van God ervaren en hoeft daarvoor zijn overvloedige fantasie niet te gebruiken. Dit is de nauwkeurigheid en werkelijke waarde van het werk van God in het vlees. De Geest kan alleen onzichtbare dingen doen die de mens zich moeilijk kan voorstellen, bijvoorbeeld verlichting van de Geest, beweging van de Geest en leiding van de Geest. Maar voor de mens, die verstand heeft, bieden deze dingen geen duidelijke betekenis. Die bieden slechts beweging, of een algemene betekenis maar kunnen geen instructie met woorden bieden. Het werk van God in het vlees is echter heel anders: het biedt een nauwkeurige leidraad in woorden, heeft een duidelijke wil en vereiste doelen. Zo hoeft de mens niet in het duister te tasten of zijn fantasie te gebruiken, laat staan dat hij moet gissen. Dit is de helderheid van het werk in het vlees en het grote verschil met het werk van de Geest. Het werk van de Geest is alleen geschikt voor beperkte toepassing en kan het werk van het vlees niet vervangen. Het werk van het vlees geeft de mens een veel exacter en noodzakelijker doel en veel echtere en waardevollere kennis dan het werk van de Geest. Werk is voor de verdorven mens het meest waardevol als het nauwkeurige woorden en duidelijk na te streven doelen biedt, als het zichtbaar en tastbaar is. Alleen realistisch werk en tijdige leiding vallen bij de mens in de smaak, en alleen echt werk kan de mens redden van zijn verdorven en verloederde gezindheid. Dit kan alleen door de vleesgeworden God worden bereikt; alleen de vleesgeworden God kan de mens redden van zijn verdorven en verloederde gezindheid. Al is de Geest het eigen wezen van God, dit soort werk kan alleen door Zijn vlees worden verricht. Als de Geest alleen zou werken, zou Zijn werk niet effectief kunnen zijn – dat is de naakte waarheid. De meeste mensen zijn weliswaar Gods vijand geworden vanwege dit vlees, maar als Hij Zijn werk heeft voltooid zullen zij die tegen Hem zijn niet meer Zijn vijand zijn, maar juist Zijn getuigen worden. Zij worden de getuigen die door Hem overwonnen zijn, getuigen die met Hem verenigbaar zijn en van Hem onafscheidelijk zijn. Hij moet ervoor zorgen dat de mens het belang leert kennen van Zijn werk in het vlees, en de mens moet het belang van dit vlees voor de zin van zijn bestaan en Zijn werkelijke waarde voor de groei van zijn leven kennen en bovendien moet de mens weten dat dit vlees een levende fontein van leven vormt waarvan scheiding onverdraaglijk is. Hoewel het geïncarneerde vlees van God Gods identiteit en positie bij lange na niet evenaart en voor de mens onverenigbaar lijkt met Zijn werkelijk status, kan dit vlees, dat noch Gods ware beeld noch Gods ware identiteit bezit, het werk verrichten dat de Geest van God niet rechtstreeks kan doen. Dat is de ware betekenis en waarde van Gods incarnatie, en het zijn juist deze betekenis en waarde die de mens niet kan waarderen en erkennen. Alle mensen kijken weliswaar op tegen de Geest van God en neer op het vlees van God, hoe ze ook kijken of denken, maar toch is de werkelijke betekenis en waarde van het vlees veel groter dan die van de Geest. Dit heeft natuurlijk alleen betrekking op de verdorven mensheid. Voor iedereen die op zoek is naar de waarheid en verlangt naar het verschijnen van God kan het werk van de Geest slechts beweging of openbaring bieden, en een onverklaarbaar en onvoorstelbaar gevoel van verwondering, een gevoel dat het geweldig, allesovertreffend en bewonderenswaardig is, maar ook voor iedereen onhaalbaar en onbereikbaar. De mens en de Geest van God kunnen elkaar slechts van veraf bekijken, alsof er een grote afstand tussen hen bestaat. Ze kunnen nooit hetzelfde zijn, alsof ze door een onzichtbare afscheiding gescheiden zijn. In feite is dit een waanvoorstelling die de Geest de mens voorhoudt, die komt doordat de Geest en de mens niet tot dezelfde soort behoren. De Geest en de mens zullen nooit in dezelfde wereld naast elkaar bestaan, ook omdat de Geest niets van de mens heeft. De mens heeft de Geest dus niet nodig, want de Geest kan het werk dat de mens het hardst nodig heeft niet rechtstreeks verrichten. Het werk van het vlees biedt de mens reële doelen, duidelijke woorden en een gevoel dat Hij werkelijk en normaal is, dat Hij bescheiden en gewoon is. Ook al vreest de mens Hem, de meeste mensen herkennen zich makkelijk in Hem: de mens kan Zijn gezicht zien en Zijn stem horen en hoeft niet van een afstand naar Hem te kijken. De mens denkt dit vlees makkelijker te kunnen benaderen, er is geen afstand, het is te bevatten, zichtbaar en aanraakbaar, want dit vlees bevindt zich in dezelfde wereld als de mens.

Allen die in het vlees leven moeten een doel hebben om hun gezindheid te veranderen en om God te kennen moeten zij getuigen zijn van de werkelijke daden en het ware gezicht van God. Dit kan alleen bereikt worden door het geïncarneerde vlees van God, en door het gewone en echte vlees. Daarom is de incarnatie noodzakelijk, en heeft de hele verdorven mensheid deze nodig. Omdat de mensen God moeten kennen, moeten de vage en bovennatuurlijke Goden uit hun hart worden verbannen, en omdat ze hun verdorven gezindheid af moeten werpen moeten ze eerst hun verdorven gezindheid kennen. Als de mens alleen het werk van het verjagen van de vage Goden uit het hart van de mensen verricht, dan bereikt hij nog niet het juiste resultaat. De beelden van de vage Goden in het hart van de mensen kunnen niet alleen door woorden aan het licht worden gebracht, verbannen of helemaal verdreven worden. Uiteindelijk zijn ze zo diep geworteld, dat je ze hiermee nog niet uit zou kunnen roeien. Slechts de praktische God en het ware beeld van God kan deze vage en bovennatuurlijke beelden vervangen zodat de mens ze geleidelijk aan leert kennen, en slechts op deze manier kan het juiste effect worden bereikt. De mens ziet dan in dat de God waar hij in voorbije tijden naar op zoek was vaag en bovennatuurlijk is. Het rechtstreekse leiderschap van de Geest kan dit effect niet bereiken, laat staan de leer van een bepaald persoon. Dit kan alleen de vleesgeworden God. De opvattingen van de mens komen bloot te liggen wanneer de vleesgeworden God Zijn werk officieel verricht, omdat de vleesgeworden God zo gewoon en werkelijk is, dat Hij de antithese vormt van de vage en bovennatuurlijk God in de verbeelding van de mens. De oorspronkelijke opvattingen van de mens kunnen alleen onthuld worden door de tegenstelling met de vleesgeworden God. Zonder de vergelijking met de vleesgeworden God zouden de opvattingen van de mens niet onthuld kunnen worden; met andere woorden zonder de tegenstelling van de werkelijkheid zouden deze vage dingen niet aan het licht kunnen worden gebracht. Niemand kan woorden gebruiken om dit werk te doen, en niemand kan dit werk in woorden uitdrukken. God kan alleen Zelf Zijn eigen werk doen, niemand kan dit namens Hem doen. Hoe rijk de taal van de mens ook is, hij kan nooit in woorden vatten hoe werkelijk en normaal God is. De mens kan God alleen praktisch kennen en kan Hem alleen duidelijker zien als God persoonlijk onder de mensen aan het werk is en Zijn beeld en wezen helemaal laat zien. Geen lichamelijk mens kan dit effect bereiken. Gods Geest kan dit effect natuurlijk ook niet bereiken. God kan de verdorven mens uit de invloed van Satan redden, maar dit werk kan niet rechtstreeks door de Geest van God worden volbracht. Het kan alleen door het vlees dat de Geest van God draagt worden verricht, door Gods geïncarneerde vlees. Dit vlees is zowel mens als God. Het is een mens met een normale menselijkheid en het is God met een volledige goddelijkheid. En al is dit vlees niet de Geest van God en is het heel anders dan de Geest, het is toch de vleesgeworden God Zelf die de mens redt, Hij die zowel Geest als vlees is. Hoe Hij ook wordt genoemd, uiteindelijk is het God zelf die de mensheid redt. De Geest van God is immers onafscheidelijk van het vlees en het werk van het vlees is ook het werk van de Geest van God. Dit werk wordt alleen niet gedaan met de identiteit van de Geest, maar met de identiteit van het vlees. Voor het werk dat rechtstreeks door de Geest moet worden gedaan is geen incarnatie nodig, en werk dat het vlees nodig heeft om te worden uitgevoerd, kan niet door de Geest worden verricht maar alleen door de geïncarneerde God. Dat is wat voor dit werk nodig is, en het is wat de verdorven mensheid nodig heeft. In de drie stadia van Gods werk werd er slechts één rechtstreeks door de Geest uitgevoerd. De overgebleven twee stadia worden door de vleesgeworden God uitgevoerd, niet rechtstreeks door de Geest. Voor het wetswerk dat de Geest heeft verricht heeft de Geest de verdorven gezindheid van de mens niet hoeven veranderen, en het had ook geen betrekking op de kennis van de mens over God. Het werk van Gods vlees in het Tijdperk van Genade en het Tijdperk van het Koninkrijk heeft met de verdorven gezindheid van de mens en zijn kennis over God te maken, en het is een belangrijk en cruciaal onderdeel van het reddingswerk. Daarom heeft de verdorven mensheid de redding van de vleesgeworden God harder nodig en heeft zij het rechtstreeks werk van de vleesgeworden God harder nodig. De mens heeft de vleesgeworden God nodig om hem te leiden, te steunen, water te verschaffen, voedsel te verschaffen, te oordelen en te tuchtigen en hij heeft meer genade en verlossing nodig van de vleesgeworden God. Alleen God in het vlees kan de vertrouweling van de mens zijn, de herder van de mens, de zeer aanwezige hulp voor de mens. Hierom is de incarnatie nu en in het verleden nodig.

De mens is door Satan verdorven, en hij is de hoogste van alle schepselen van God. Daarom heeft de mens de redding door God nodig. De mens is het onderwerp van Gods redding, niet Satan; wat gered wordt is het vlees en de ziel van de mens, niet de duivel. Satan is het onderwerp van Gods vernietiging, de mens is het onderwerp van Gods redding. Het vlees van de mens is verdorven door Satan, dus het eerste wat gered moet worden is het vlees van de mens. Het vlees van de mens is diep verdorven. Het is iets geworden dat zich tegen God verzet, het bestrijdt en ontkent het bestaan van God zelfs openlijk. Dit verdorven vlees is gewoon te onhandelbaar. Niets is moeilijker om te behandelen of te veranderen dan de verdorven gezindheid van het vlees. Satan dringt het vlees van de mens binnen om er onrust te zaaien, en hij gebruikt het vlees van de mens om het werk van God te verstoren, om afbreuk te doen aan Gods plan. Zo is de mens Satan geworden, de vijand van God. De mens moet eerst overwonnen worden voor hij gered kan worden. Daarom gaat God de uitdaging aan en wordt Hij vlees om Zijn geplande werk te verrichten en de strijd met Satan aan te gaan. Zijn doel is de redding van de mensheid, die verdorven is, en de nederlaag en vernietiging van Satan, die tegen Hem rebelleert. Hij verslaat Satan door Zijn overwinningswerk van de mens, en tegelijkertijd redt Hij de verdorven mensheid. Zo lost God twee problemen tegelijk op. Hij werkt in het vlees, spreekt in het vlees en onderneemt al het werk in het vlees zodat Hij zich beter met de mens kan bezighouden en hem beter kan veroveren. De laatste keer dat God vlees wordt zal Zijn werk van de laatste dagen in het vlees worden afgerond. Hij zal alle mensen naar soort indelen, Zijn hele management afronden, en ook al Zijn werk in het vlees afronden. Nadat al Zijn werk op aarde is gedaan, zal Hij helemaal overwinnaar zijn. Door in het vlees te werken heeft God de mensheid helemaal overwonnen en voor zich gewonnen. Betekent dit dan niet dat Zijn hele management ten einde is gekomen? Als God Zijn werk in het vlees af heeft, krijgt Satan geen kans meer om de mens verder te bederven omdat hij verslagen is en God de overwinnaar is. Het werk van de eerste incarnatie van God was de verlossing en de vergeving van de zonden van de mens. Nu is er sprake van overwinningswerk en het winnen van de mensheid voor Zichzelf, zodat Satan zijn werk op geen enkele manier meer kan uitvoeren, en volledig verloren zal hebben, en de totale overwinning voor God is. Dit is het werk van het vlees en het werk wordt door God Zelf gedaan. Het eerste werk van de drie stadia van Gods werk werd door de Geest verricht en niet door het vlees. Het laatste werk van de drie stadia van Gods werk wordt echter door de vleesgeworden God verricht en niet rechtstreeks door de Geest. Ook het verlossingswerk van het tussenliggende stadium is door God in het vlees gedaan. Bij het hele managementwerk is de redding van de mens uit de invloed van Satan het belangrijkst. De kern van het werk is de volledige overwinning van de verdorven mens om zo de oorspronkelijke verering van God in het hart van de mens te herstellen, waardoor hij een normaal leven kan krijgen, dat wil zeggen het normale leven van een schepsel van God. Dit werk is essentieel, het is de kern van het managementwerk. In de drie stadia van het reddingswerk was het eerste stadium, het wetswerk, ver van de kern van het managementwerk verwijderd. Het had slechts de oppervlakkige schijn van het reddingswerk en stelde zelfs het begin niet voor van Gods werk om de mens te redden uit Satans domein. Het eerste stadium van het werk werd rechtstreeks door de Geest gedaan omdat, uit hoofde van de wet, de mens alleen gehoorzaamheid aan de wet kende en geen verdere waarheid en omdat het werk in het Tijdperk van de Wet nauwelijks een verandering in de gezindheid van de mens inhield. Het ging veel minder over het werk hoe de mens uit Satans domein te redden. Zo voltooide de Geest van God dit zeer eenvoudige stadium van werk dat niet over de verdorven gezindheid van de mens ging. Dit stadium had weinig met de kern van het management te maken, en had weinig onderling verband met het officiële werk van de redding van de mens. God hoefde geen vlees te worden om Zijn werk persoonlijk uit te voeren. Het werk dat de Geest verricht is impliciet en ondoorgrondelijk, het is ontzagwekkend en onbenaderbaar voor de mens; de Geest is ongeschikt om het reddingswerk rechtstreeks uit te voeren, en ongeschikt om de mens rechtstreeks leven te geven. Het past de mens beter het werk van de Geest om te vormen naar een dichter bij de mens staande benadering, wat wil zeggen dat het voor de mens het meest geschikt is als God een gewoon, normaal persoon wordt om Zijn werk te doen. Hiervoor moet God incarneren om het werk van de Geest te vervangen, en voor de mens is er geen passender manier waarop God kan werken. Deze drie stadia van werk bevatten er twee die in het vlees worden uitgevoerd, en deze twee stadia zijn de belangrijkste fases van het managementwerk. De twee incarnaties vullen elkaar aan en maken elkaar volmaakt. Het eerste stadium van de incarnatie van God vormde de basis voor het tweede stadium en je kunt zeggen dat de twee incarnaties samen één geheel vormen en niet onverenigbaar zijn met elkaar. Deze twee stadia van Gods werk kunnen door God in Zijn vleesgeworden identiteit worden uitgevoerd, omdat ze zo belangrijk zijn voor Zijn hele managementwerk. Je zou haast kunnen zeggen dat, zonder het werk van de twee incarnaties van God, het hele managementwerk tot stilstand zou zijn gekomen en het reddingswerk van de mensheid slechts uit holle woorden zou bestaan. Of dit werk belangrijk is, is gebaseerd op de behoeften van de mensheid, de realiteit van de ontaarding van de mens, en de mate van ongehoorzaamheid van Satan en diens verstoring van het werk. De vraag wie deze taak aankan wordt bepaald door de aard en het belang van het werk. Als het qua methode over het belang van dit werk gaat – of het werk rechtstreeks door de Geest wordt gedaan, of door de vleesgeworden God, of door de mens – dan wordt het werk dat door de mens wordt gedaan als eerste uitgesloten. Op basis van de aard van het werk en van de aard van het werk van de Geest ten opzichte van het werk van het vlees wordt er uiteindelijk besloten dat het werk dat in het vlees wordt gedaan gunstiger uitpakt voor de mens en meer voordelen biedt dan het werk dat rechtstreeks door de Geest wordt gedaan. Dat is de gedachte van God op het moment dat Hij besluit of het werk door de Geest of door het vlees wordt gedaan. Ieder stadium van het werk is belangrijk en heeft een basis. Dit zijn geen ongegronde fantasieën en ze worden niet willekeurig uitgevoerd. Er zit een zekere wijsheid in. Dat is de waarheid achter al het werk van God. Gods plan is vooral nog meer aanwezig in een dergelijk groot werk omdat de vleesgeworden God persoonlijk tussen de mensen werkt. En zo zie je Gods wijsheid en de totaliteit van Zijn wezen terug in al Zijn handelingen, gedachten en in al Zijn actieve opvattingen. Dit is het wezen van God, dat concreter en systematischer is. Deze subtiele gedachten en ideeën zijn moeilijk voor te stellen voor de mens, en moeilijk te geloven, en bovendien kan de mens ze haast niet kennen. Werk dat door de mens wordt gedaan volgt een algemeen principe, hetgeen de mens veel voldoening geeft. Maar als je het met het werk van God vergelijkt is er gewoon een te groot verschil. Hoewel Gods daden groot zijn en het werk van God van een indrukwekkende omvang is, zitten er veel minutieuze en precieze plannen en regelingen achter die de mens zich niet kan voorstellen. Ieder stadium van Zijn werk volgt niet alleen een principe, maar bevat ook nog veel wat niet in de menselijke taal kan worden uitgedrukt. Het is dat wat onzichtbaar is voor de mens. Of het nu het werk van de Geest of het werk van de vleesgeworden God is, het plan van Zijn werk zit er altijd in. Hij werkt niet ongegrond en doet geen onbelangrijk werk. Als de Geest rechtstreeks werkt, is dat met Zijn doelen, en als Hij mens wordt om te kunnen werken (dat wil zeggen als Hij de vorm van Zijn omhulsel verandert), is dit zelfs nog meer met Zijn doel. Waarom zou Hij anders Zijn identiteit vrijelijk veranderen? Waarom zou Hij anders vrijelijk een persoon worden waarop neergekeken wordt en die vervolgd wordt?

Rampen zoals oorlogen en pandemieën komen vaak voor over de hele wereld. Hoe kunnen we de terugkeer van de Heer verwelkomen en Gods bescherming krijgen tijdens rampen? Neem deel aan onze gebedsbijeenkomst om de weg te vinden.

Gerelateerde inhoud

Neem contact op via Messenger